ECLI:NL:RBDHA:2020:9459
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing arbeidsongeschiktheid in en door de dienst door burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, werkzaam als Medewerker beleidsuitvoering II bij de gemeente Leidschendam-Voorburg, en de burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. Eiser had verzocht om zijn arbeidsongeschiktheid aan te merken als in en door de dienst, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij negen incidenten aanvoert die volgens hem de basis vormen voor zijn arbeidsongeschiktheid. De rechtbank heeft het procesverloop besproken, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder vertegenwoordigd was door een gemachtigde en een leidinggevende.
De rechtbank overweegt dat eiser sinds 2000 werkzaam is en in de loop der jaren met verschillende heftige situaties te maken heeft gehad, waaronder bedreigingen en geweld. Eiser stelt dat de incidenten inherent zijn aan zijn functie als boa en dat deze hem psychisch hebben aangetast. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder op goede gronden heeft besloten dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de incidenten als buitensporig moeten worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de omstandigheden waaronder eiser werkt, gebruikelijk zijn voor de functie van boa en dat de incidenten niet uitzonderlijk zijn.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van buitensporige werkomstandigheden en dat verweerder terecht niet is overgegaan tot het beoordelen van de causaliteit. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.