ECLI:NL:RBDHA:2020:9430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
29 september 2020
Zaaknummer
NL19.25243
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 juli 2020, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar verweerder heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiser heeft verweerder op 27 augustus 2019 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank vaststelt dat de beslistermijn is overschreden. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat partijen het erover eens zijn dat verweerder te laat heeft beslist. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt verweerder verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Dit maximum is verlaagd om de termijn voor het verbeuren van de dwangsom te verkorten. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 262,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL19.25243
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J. de Volder).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Awb.
Partijen zijn het met elkaar eens dat verweerder te laat is met het beslissen op de aanvraag van eiser. In zijn verweerschrift van 8 november 2019 geeft verweerder dit ook aan. De rechtbank stelt vast dat eiser verweerder op 27 augustus 2019 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
Het beroep is kennelijk gegrond.
5. Eiser heeft om een dwangsom gevraagd vanwege de overschrijding van de beslistermijn. Omdat verweerder de hoogte van de dwangsom inmiddels al (correct) heeft vastgesteld in de beschikking van 16 maart 2020, zal de rechtbank zich hier niet meer over uitlaten.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. De rechtbank geeft daarvoor normaal een termijn van twee weken. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een langere termijn geeft (artikel 8:55d, lid 3, van de Awb). De rechtbank ziet in dit geval echter geen aanleiding voor een langere termijn. Uit het dossier blijkt dat verweerder op 20 mei 2020 een voornemen heeft uitgebracht tot afwijzing van de asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 7 juni 2020 een zienswijze ingediend. De rechtbank vindt dat van verweerder mag worden verwacht dat er thans binnen twee weken een besluit wordt genomen. De termijn begint na de dag van verzending van deze uitspraak.
7. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. In afwijking van het landelijk beleid van een maximum van € 15.000 wordt het maximum bepaald op
€ 7.500.1 De rechtbank verlaagt dit maximum om de termijn dat een dwangsom wordt verbeurd te verkorten. Als de dwangsom nog niet volledig is verbeurd, is het voor een vreemdeling immers lastig een nieuw beroep niet tijdig zonder nieuwe feiten en omstandigheden, gehonoreerd te zien.2 Dat betekent dat de vreemdeling, als aan de termijnen niet wordt voldaan en bij een maximum van € 15.000, nog 150 dagen moet wachten voordat alle dwangsommen zijn verbeurd. Deze termijn acht de rechtbank te lang en daarom verkort de rechtbank deze termijn tot 75 dagen. Hiermee komt de rechtbank tegemoet aan het belang van eiser om, wanneer verweerder aan de uitspraak geen gevolg geeft, de zaak zonder nieuwe feiten en omstandigheden opnieuw aan de rechter voor te kunnen leggen.
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten. Verweerder
moet dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
01 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
2 Rb. Den Haag (zittingsplaats Arnhem) 25 oktober 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:11476, r.o. 3.