ECLI:NL:RBDHA:2020:9401

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
C/09/599574 / FA RK 20-6493
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid Nederlandse rechter bij verzoek tot teruggeleiding van minderjarige vanuit Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 september 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot teruggeleiding van een minderjarige vanuit Polen naar Nederland. Het verzoek is ingediend door de vader, die stelt dat de moeder de minderjarige zonder zijn toestemming naar Polen heeft gebracht. De vader heeft verzocht om de moeder te verplichten de minderjarige terug te brengen naar Nederland, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift, en heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk gezag uitoefenen over de minderjarige.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het verzoek van de vader is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. Dit verdrag heeft als doel de onmiddellijke terugkeer van kinderen te waarborgen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een verdragsluitende staat. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of zij bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding.

De Hoge Raad heeft eerder geoordeeld dat een verzoek tot teruggeleiding van een kind alleen kan worden ingediend bij de rechter van de staat waar het kind zich bevindt. Aangezien de moeder de minderjarige naar Polen heeft gebracht, is de Nederlandse rechter niet bevoegd om het verzoek tot teruggeleiding te behandelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die tot een andere conclusie kunnen leiden. Daarom heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige.

Uitspraak

Rechtbank Den HAAG

Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 20-6493
Zaaknummer: C/09/599574
Datum beschikking: 25 september 2020

Internationale kinderontvoering

Beschikking op het op 21 september 2020 ingekomen verzoek van:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. M.L. Hamburger te Amstelveen.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] , Polen.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift.

Verzoek

De vader heeft verzocht:
  • de teruggeleiding van na te melden minderjarige te bevelen, waarbij de moeder de minderjarige vrijwillig dient terug te brengen naar Nederland, dan wel – indien de moeder nalaat de minderjarige terug te brengen – te bepalen dat de moeder de minderjarige met de benodigde geldige reisdocumenten uiterlijk op een datum binnen een week na de in deze te wijzen beschikking aan de vader zal afgeven, zodat hij de minderjarige zelf mee terug kan nemen naar Nederland;
  • met veroordeling van de moeder in de kosten van € 1.485,29 die de vader heeft moeten maken in verband met de ontvoering en teruggeleiding, alsmede in de kosten nader op te maken bij staat indien de vader de minderjarige zelf ophaalt uit Polen;
een en ander met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie gehad.
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de [voornaam minderjarige] uit.
- Op 7 augustus 2020 is de moeder met [voornaam minderjarige] naar Polen vertrokken.
- De vader en [voornaam minderjarige] hebben de Nederlandse nationaliteit en de moeder heeft de Poolse nationaliteit.
- De vader heeft zich op [datum] 2020 gewend tot de Nederlandse Centrale Autoriteit (CA). De zaak is bij de CA geregistreerd onder IKO nr. [IKO nr.] .

Beoordeling

Rechtsmacht Nederlandse rechter
Het verzoek van de vader is gebaseerd op het Haagse Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen van 25 oktober 1980 (hierna: het Verdrag). Nederland en Polen zijn partij bij het Verdrag.
Het Verdrag heeft – voor zover hier van belang – tot doel de onmiddellijke terugkeer te verzekeren van kinderen die ongeoorloofd zijn overgebracht naar of worden vastgehouden in een Verdragsluitende staat. Het Verdrag beoogt hiermee een zo snel mogelijk herstel van de situatie waarin het kind zich bevond direct voorafgaand aan de ontvoering of vasthouding. Een snel herstel van de aan de ontvoering of vasthouding voorafgaande situatie wordt geacht de schadelijke gevolgen hiervan voor het kind te beperken.
De Nederlandse rechter moet ambtshalve toetsen of hij bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van [voornaam minderjarige] vanuit Polen naar Nederland.
De beslissing op een op het Verdrag gebaseerde vordering tot onmiddellijke teruggeleiding is geen beslissing ten gronde, maar heeft het karakter van een ordemaatregel. In het Verdrag is niet geregeld welke rechterlijke autoriteit in geval van een rechtstreeks bij de rechter ingediend verzoek tot teruggeleiding bevoegd is daarvan kennis te nemen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat – gelet op de systematiek van het Verdrag – moet worden aangenomen dat een op het Verdrag gebaseerd verzoek tot teruggeleiding van een kind dat, naar zeggen van de verzoekende ouder, ongeoorloofd is overgebracht vanuit de verdragsluitende staat waar het zijn gewone verblijfplaats heeft naar een andere verdragsluitende staat, of in die andere staat wordt vastgehouden, slechts kan worden ingediend bij de rechter van de staat waar het kind zich bevindt (HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BU2834).
Nu de moeder [voornaam minderjarige] volgens de stelling van de vader zonder zijn toestemming heeft overgebracht vanuit Nederland naar Polen en Polen is aangesloten bij het Verdrag, is de Nederlandse rechter niet bevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van [voornaam minderjarige] vanuit Polen naar Nederland. Door de vader zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd die kunnen leiden tot een andersluidend oordeel.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek tot teruggeleiding van de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , vanuit Polen naar Nederland.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door P. Lahman als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 september 2020.
Van deze beschikking kan -voor zover er definitief is beslist- hoger beroep worden ingesteld binnen twee weken (artikel 13 lid 7 Uitvoeringswet internationale kinderontvoering) na de dag van de uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof Den Haag. In geval van hoger beroep zal de terechtzitting bij het hof - in beginsel - plaatsvinden in de derde of vierde week na deze beslissing.