ECLI:NL:RBDHA:2020:9354
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Iraanse man wegens ongeloofwaardige bekering tot het Christendom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 september 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse man die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had deze aanvraag afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat de aanvraag als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De eiser, die in Iran tot het christendom was bekeerd, vreesde vervolging bij terugkeer naar zijn land. De rechtbank heeft de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de bekering tot het christendom en de daaruit voortvloeiende problemen ongeloofwaardig waren. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende gemotiveerd had dat de verklaring van eiser over zijn bekering niet geloofwaardig was, onder andere omdat eiser tegenstrijdige verklaringen had afgelegd over zijn behoefte om zijn geloof openlijk te uiten. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond was afgewezen en het beroep ongegrond werd verklaard. Tevens werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om dit te treffen.