ECLI:NL:RBDHA:2020:9165
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van vordering tot opheffing van conservatoire beslagen door de Gemeente Den Haag
In deze zaak vorderden eisers, [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2], de opheffing van door de Gemeente Den Haag gelegde conservatoire beslagen. De Gemeente had deze beslagen gelegd naar aanleiding van vermoedens van fraude door [eisende partij sub 1], die als controller werkzaam was bij de Gemeente. De voorzieningenrechter oordeelde dat niet summierlijk was gebleken van de ondeugdelijkheid van het door de Gemeente ingeroepen vorderingsrecht. De voorzieningenrechter stelde vast dat [eisende partij sub 1] actief betrokken was bij het opstellen en verwerken van facturen waarvoor geen werkzaamheden waren verricht, en dat hij in zijn functie als controller niet bevoegd was tot deze handelingen. De Gemeente had voldoende bewijs geleverd dat de betrokkenheid van [eisende partij sub 1] beperkt was tot de bewuste facturen en dat andere medewerkers van de Gemeente niet te kwader trouw betrokken waren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vordering van de Gemeente tot het leggen van conservatoire beslagen gerechtvaardigd was, gezien de ernst van de beschuldigingen en de omvangrijke schade die de Gemeente stelde te hebben geleden. De vordering tot opheffing van de beslagen werd afgewezen, en [eisende partij sub 1] en [eisende partij sub 2] werden veroordeeld in de proceskosten.