ECLI:NL:RBDHA:2020:9128

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 september 2020
Publicatiedatum
21 september 2020
Zaaknummer
C/09/594261 / FA RK 20-3710
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over conversie van voorwaardelijke machtiging in voorlopige machtiging door geneesheer-directeur

Op 19 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de conversie van een voorwaardelijke machtiging in een voorlopige machtiging. De zaak betreft een verzoekschrift dat op 11 juni 2020 is ingediend door de officier van justitie, naar aanleiding van een beslissing van de geneesheer-directeur van een psychiatrisch ziekenhuis. De betrokkene, geboren in 1993, was eerder onderworpen aan een voorwaardelijke machtiging die op 30 april 2020 door de geneesheer-directeur is omgezet in een voorlopige machtiging. Dit gebeurde omdat de betrokkene cannabis had gebruikt en er zorgen waren over zijn agressie naar derden, met name familieleden.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, waaronder de beslissing van de geneesheer-directeur en de argumenten van de betrokkene. De betrokkene voerde aan dat hij tegen zijn zin was opgenomen en dat de officier van justitie pas na de conversie een verzoek tot zorgmachtiging had ingediend. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de gronden voor vrijheidsbeneming aanwezig waren, aangezien de betrokkene gevaar voor derden had veroorzaakt en de voorwaarden van de voorwaardelijke machtiging niet had nageleefd.

De rechtbank heeft de beslissing van de geneesheer-directeur bekrachtigd en het bezwaar van de betrokkene afgewezen. De beschikking is gegeven door rechter J.T.W. van Ravenstein, bijgestaan door griffier S.A. van Schaik-van Dommelen, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/594261 / FA RK 20-3710
Datum beschikking: 19 juni 2020
Rechterlijke beslissing ten aanzien van conversie van een voorwaardelijke machtiging door de geneesheer-directeur

Beschikking op het op 11 juni 2020 ingediende verzoekschrift van:

[de man] ,

de betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Lindhout te 's-Gravenhage.
Als belanghebbende in deze procedure wordt aangemerkt: de [geneesheer-directeur]

Procesverloop

Bij het verzoekschrift zijn de volgende stukken – voor zover van belang – overgelegd:
- de beslissing van de geneesheer-directeur tot conversie van de voorwaardelijke
machtiging in een voorlopige machtiging, gedateerd 30 april 2020;
- de brief van 5 juni 2020 van de advocaat van de betrokkene, met het verzoek aan de
officier van justitie een beslissing van de rechter te verzoeken;
- het verzoek van de officier van justitie d.d. 11 juni 2020 om een rechterlijke
beslissing op het bovengenoemde besluit van de geneesheer-directeur tot conversie.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de rechtbank van 19 juni 2020.
Vanwege de sluiting van de rechtbank in verband met de maatregelen rond het coronavirus zijn de volgende personen telefonisch door de rechtbank gehoord: de [casemanager] , in aanwezigheid van de betrokkene, de advocaat en de officier van justitie.

Feiten

De rechtbank heeft bij beschikking d.d. 30 oktober 2019 een voorwaardelijke machtiging verleend uiterlijk tot en met 30 april 2020, onder de voorwaarden die aan de betrokkene in het behandelplan zijn gesteld.
Op 30 april 2020 heeft de geneesheer-directeur op grond van artikel 14d, eerste lid, Wet Bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) besloten om de voorwaardelijke machtiging per 30 april 2020 om te zetten in een voorlopige machtiging en betrokkene op te nemen voor de resterende duur van de machtiging omdat betrokkene cannabis had gebruikt, toenemend achterdochtig was en er sprake was van agressie naar derden, met name familieleden.

Verzoek

Het verzoek strekt ertoe dat de rechtbank een beslissing neemt op de door de geneesheer-directeur op grond van artikel 14d, eerste lid, Wet Bopz genomen beslissing tot opname van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis.
Betrokkene voert aan dat hij – na conversie van de voorwaardelijke machtiging in een voorlopige machtiging – op 30 april 2020 tegen zijn zin is opgenomen. De officier van justitie heeft het verzoek zorgmachtiging pas op 1 mei 2020 ingediend. Dit is ná het verstrijken van de voorlopige machtiging. Betrokkene is onvrijwillig opgenomen geweest van 1 mei 2020 tot en met 12 mei 2020.
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling

In artikel 14d van de Wet Bopz is bepaald dat de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis de betrokkene doet opnemen in een psychiatrisch ziekenhuis, indien buiten de inrichting het gevaar niet langer kan worden afgewend door de naleving van de voorwaarden. De geneesheer-directeur kan de betrokkene voorts doen opnemen, wanneer deze de gestelde voorwaarden niet naleeft, of op verzoek van de betrokkene zelf.
De rechtbank beoordeelt het verzoek ex artikel 14e Wet Bopz, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BX5789). De rechtbank dient, gelet op bovenstaande uitspraak, in volle omvang te onderzoeken of (een van) de in de eerste twee volzinnen, van het eerste lid van artikel 14d Wet Bopz genoemde gronden van de vrijheidsbeneming, die een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis met zich brengt, aanwezig is/zijn. De rechtbank dient dit zowel te beoordelen naar de ten tijde van de beslissing van de geneesheer-directeur geldende omstandigheden, als naar de ten tijde van de beslissing van de rechtbank geldende omstandigheden.
Naar het oordeel van de rechtbank waren de gronden voor vrijheidsbeneming in dit geval aanwezig. Betrokkene heeft buiten de inrichting gevaar veroorzaakt voor derden, welk gevaar niet langer kon worden afgewend door naleving van de voorwaarden. Bovendien heeft hij één van de aan hem gestelde voorwaarden (‘U gebruikt in het geheel geen
cannabis, amfetamine, cocaïne of andere drugs’) niet nageleefd door cannabis te gebruiken. Het enkele feit dat de conversiebeslissing en opname van betrokkene op de laatste dag van de lopende maatregel heeft plaatsgevonden, maakt deze niet onrechtmatig.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het bezwaar van de betrokkene en bekrachtigt de beslissing van de geneesheer-directeur van 30 april 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, bijgestaan door S.A. van Schaik-van Dommelen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.