ECLI:NL:RBDHA:2020:9064

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
17 september 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4715
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag document gemeenschapsonderdaan op basis van schijnhuwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 september 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, een Marokkaanse man, had een aanvraag ingediend voor een document dat zijn rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan zou bevestigen. Deze aanvraag werd echter afgewezen op basis van de conclusie dat er sprake was van een schijnhuwelijk. De rechtbank heeft de eerdere besluiten van de staatssecretaris, die de aanvraag en het bezwaar van de eiser ongegrond had verklaard, vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Echter, na heroverweging heeft de staatssecretaris opnieuw de aanvraag afgewezen en een inreisverbod opgelegd voor twee jaar. De rechtbank heeft in deze procedure de verklaringen van eiser en zijn referente beoordeeld en vastgesteld dat zij tegenstrijdige en bevreemdingwekkende verklaringen hebben afgelegd over hun relatie. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de oprechtheid van het huwelijk, gezien de inconsistenties in hun verklaringen over essentiële zaken zoals hun woonsituatie en gezamenlijke activiteiten. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de afwijzing van de aanvraag op goede gronden had gemotiveerd en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van consistente en eenduidige verklaringen in het kader van het recht op verblijf als gemeenschapsonderdaan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/4715

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2020 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Tamas),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verweerder

(gemachtigden: mr. J.S.M. Rietveld en mr. J. Sidler).

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt, afgewezen.
Bij besluit van 14 juni 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard en eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft tegen dit besluit van 14 juni 2018 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 13 december 2018 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep (AWB 18/4495) gegrond verklaard, het besluit van 14 juni 2018 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Bij besluit 29 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond verklaard en eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook referente en haar kinderen waren aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om de wrakingskamer in de gelegenheid te stellen het wrakingsverzoek van eiser te behandelen.
Na uitspraak van de wrakingskamer, heeft de rechtbank het onderzoek hervat.
Eiser heeft een verklaring ingebracht.
Verweerder heeft een aanvullend verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting is hervat op 22 juli 2020. Eiser is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook referente was ter zitting aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1974 en in het bezit van de Marokkaanse nationaliteit. Hij verblijft sinds 2010 als vreemdeling in Nederland nadat hij Nederland is ingereisd met een visum, maar nooit is teruggekeerd naar Marokko.
2. Op 23 juli 2015 heeft eiser een aanvraag ingediend tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw 2000) waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt. Deze aanvraag is bij besluit van 15 december 2015 afgewezen, omdat eiser en referente een huwelijk zijn aangegaan met als enig doel dat eiser kan genieten van het in de Richtlijn 2004/38/EG (de Verblijfsrichtlijn) neergelegde recht van vrij verkeer en verblijf waarop hij anders geen aanspraak zou kunnen maken. Het bezwaar van eiser tegen dit besluit is bij besluit van 13 april 2016 ongegrond verklaard. Het beroep tegen dit besluit van 13 april 2016 is door deze rechtbank en zittingsplaats bij uitspraak van 26 september 2019 ongegrond verklaard. Eiser heeft geen hoger beroep ingesteld tegen dit besluit zodat dit besluit onherroepelijk is.
Huidige procedure
3. Eiser heeft op 30 januari 2018 opnieuw een aanvraag ingediend tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000 waaruit het rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt. Met het besluit 17 april 2018 heeft verweerder de aanvraag afgewezen omdat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd als vereist in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb). Het bezwaar tegen dat besluit heeft verweerder met het besluit van 14 juni 2018 kennelijk ongegrond verklaard.
4. Bij uitspraak van 13 december 2018 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiser gegrond verklaard, het besluit van 14 juni 2018 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder zich niet zonder nader onderzoek op het standpunt stellen dat er geen sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden. Verweerder had gelet op de overgelegde stukken eiser en referente moeten horen over hun huwelijk.
5. Verweerder heeft eiser en referente gehoord tijdens de hoorzitting van 20 maart 2019. Mede op basis van de verklaringen van eiser en referente tijdens de gehoren heeft verweerder met het bestreden besluit alsnog eisers bezwaar ongegrond verklaard en hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Daarbij stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser en referente tegenstrijdige, bevreemdingwekkende en onjuiste verklaringen hebben afgelegd die afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van het gestelde samenwonen en huwelijk. Uit deze verklaringen blijkt volgens verweerder dat eiser en referente te weinig van elkaar weten. Van personen die stellen getrouwd te zijn, samen te wonen en een gemeenschappelijk huishouden te voeren mag verwacht worden dat zij consistente en eenduidige verklaringen afleggen in antwoord op simpele vragen. Hierin zijn eiser en referente niet geslaagd, nu zij vage, bevreemdingwekkende en tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over de vakantie van referente in Spanje, het verblijf van de broer en moeder van referente bij hen, de fiets van eiser, het dagelijks leven van beiden kort voor de hoorzitting, de woongeschiedenis van beiden en het werk van referente. Ook uit het telefonisch contact en foto’s blijkt niet dat er tussen eiser en referente een oprecht huwelijk bestaat.
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft verschillende argumenten aangedragen waarom het bestreden besluit niet goed is. De rechtbank behandelt deze argumenten hierna onder het recht op privacy van eiser en referente, de door hen afgelegde verklaringen tijdens de gehoren en de aanvullende documenten en verklaringen van derden.
Het recht op privacy
7. Eiser stelt dat verweerder met het horen van hem en referente en het verzoek om inzage in hun telecommunicatie een ongerechtvaardigde inbreuk heeft gepleegd op hun recht op privacy.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat van een ongerechtvaardigde inbreuk op het recht op privacy van eiser en referente geen sprake is. In dit kader stelt de rechtbank voorop dat uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat het afzonderlijk horen van partners een passend middel is om misbruik als bedoeld in de Verblijfsrichtlijn te onderzoeken en het de rechtbank niet is gebleken noch door eiser is onderbouwd dat voor een dergelijk onderzoek geen reden bestond. De rechtbank verwijst daarbij naar de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2120). Daarbij is relevant dat in rechte vaststaat dat eiser en referente een schijnhuwelijk zijn aangegaan en het horen bedoeld is om hen in de gelegenheid te stellen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren te brengen. Dat bij het afzonderlijk horen vragen over het privéleven zijn gesteld, maakt niet dat er een ongerechtvaardigd inbreuk is gemaakt op het recht op privacy. De antwoorden op deze vragen zijn enkel beschikbaar gesteld aan referente, de gemachtigde van eiser en de rechtbank. Daarbij zijn deze vragen een noodzakelijk en proportioneel onderdeel van het onderzoek naar de oprechtheid van de gestelde (huwelijks)relatie. Het verzoek van verweerder om inzage in de bel- en gespreksgeschiedenis van hun mobiele telefoons, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Niet is betwist dat deze informatie na een vrijblijvend verzoek is overgelegd. Ook heeft eiser niet geconcretiseerd op wat voor wijze verweerder op dit punt onbehoorlijk heeft gehandeld.
7.2.
Dit maakt dat het gebruik van de verklaringen uit de gehoren en de bel- en gespreksgeschiedenis van de mobiele telefoons van eiser en referente als bewijs toelaatbaar zijn en verweerder deze informatie bij de besluitvorming mocht betrekken.
De verklaringen van eiser en referente
8. Eiser stelt dat verweerder zich ondeugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat op basis van hun verklaringen niet gebleken is van een oprechte (huwelijks)relatie. Zij betwisten de tegenwerpingen van verweerder dat zij tegenstrijdige, vage of bevreemdingwekkende verklaringen hebben afgelegd over de reis van referente naar Spanje, de indeling van de woning, het bezoek van de moeder en broer van referente, het weekend en de avond voor de hoorzitting, de fiets van eiser, hun woongeschiedenis en de werkgevers van referente.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk gemotiveerd en terecht stelt dat eiser en referente tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd op essentiële punten over hun huwelijksleven, terwijl van hen redelijkerwijs gelijkluidende verklaringen mocht worden verwacht. Zo hebben eiser en referente verschillend verklaard over de reis van referente met haar dochter en vriendin ( [A] ) naar Spanje enkele maanden voor de gehoren. Zo hebben ze verschillend verklaard over hoe laat referente en haar dochter zijn teruggekeerd naar Nederland (in de vroege ochtend versus de avond), of de vriendin dezelfde dag is teruggevlogen of eerder en waar de zoon van referente verbleef (bij eiser versus een broer van referente). Dat op een aantal punten wel gelijkluidend is verklaard, maakt dit niet anders omdat hiermee de tegenstrijdigheden niet verklaard worden.
Daarnaast hebben eiser en referente tegenstrijdige verklaringen afgelegd over wie in de grote slaapkamer slaapt, de zoon of dochter van referente. Verweerder stelt in redelijkheid dat van personen die stellen te zijn gehuwd en samenwonen verlangd mag worden dat zij over deze punten gelijkluidend verklaren. De in beroep overgelegde foto’s van de woningindeling brengen de rechtbank niet tot een ander oordeel. Naast dat deze foto’s niet gedateerd zijn, bieden ze geen verklaring voor de tegenstrijdige verklaringen.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser terecht tegenwerpt dat hij en referente verschillende verklaringen hebben afgelegd over de bezoeken van de moeder en broer van referente, waarbij het vooral gaat om wie als eerst op bezoek is geweest, in welk jaar en hoe lang de bezoeken hebben geduurd. Daarbij volgt de rechtbank verweerder in diens stelling dat het tijdsverloop tussen de bezoeken en de hoorzitting niet dusdanig is dat hierover niet eenduidig kan worden verklaard. Dat eiser en referente een andere referentiekader hebben voor de jaartelling dan verweerder biedt ook geen verklaring voor deze tegenstrijdige verklaringen – zoals de duur van de bezoeken – omdat dit door verweerder is erkend en hij dit heeft ondervangen door tijdens de gehoren de tijdsperioden te relateren aan Islamitische feestdagen. Desondanks hebben eiser en referente tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
Verweerder stelt ook terecht dat de verklaringen van eiser en referente over het weekend en de avond voor de hoorzitting op essentiële punten tegenstrijdigheden bevatten, terwijl het korte tijdsbestek maakt dat van hen verwacht mag worden dat zij daarover gelijkluidend kunnen verklaren. Zo hebben eiser en referente niet gelijkluidend verklaard over waar eiser de avond voor de hoorzitting heeft gegeten om vervolgens zonder afdoende reden andere verklaringen af te leggen. Ook hebben eiser en referente andersluidend verklaard over het weekend voor de hoorzitting, zoals over hoe laat eiser zich heeft gevoegd bij referente en haar familie, wat ze hebben gegeten, wat de samenstelling van de familie was bij het eten en hoe laat ze naar huis zijn gegaan. Dat eisers verklaringen zouden zien op twee verschillende bezoeken in het weekend en de verklaringen van referente op één familiebezoek, volgt niet uit het verslag van de hoorzitting. Daarbij is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het op de weg van eiser en referente lag om dit bij de confrontatie van de tegenstrijdigheden naar voren te brengen. Door dit niet te doen, maar in plaats daarvan terug te komen op hun verklaringen en deze op elkaar af te stemmen zonder valide reden, doen deze verklaringen afbreuk aan de gestelde oprechtheid van hun relatie. De stelling dat deze tegenstrijdigheden zijn te verklaren vanuit de culturele achtergrond van eiser en referente, waarbij mannen gescheiden eten van vrouwen en kinderen, maakt dit niet anders. Het lag op de weg van eiser en referente om dan te melden dat zij daardoor over bepaalde aspecten niet kunnen verklaren.
Tot slot werpt verweerder eiser terecht tegen dat hij en referente verschillend hebben verklaard over zijn fiets. Zo heeft referente verklaard dat zij voor eiser een grijze herenfiets heeft gekocht die hij in de gang stalt, terwijl eiser heeft verklaard dat hij een grijze damesfiets heeft die hij in de tuin stalt. Het enkel overleggen van een foto van een grijze damesfiets neemt deze tegenstrijdige verklaringen niet weg.
8.2.
Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder deugdelijk gemotiveerd zich op het standpunt stelt dat eiser en referente opmerkelijke en bevreemdingwekkende verklaringen hebben afgelegd, zoals over de gezondheid en werkgever van referente en hun gezamenlijke woongeschiedenis, die afbreuk doen aan de oprechtheid van hun huwelijksrelatie. Zo vindt verweerder het niet ten onrechte bevreemdend dat uit de verklaringen van eiser blijkt dat hij niet op de hoogte was van dat referente in Spanje een arts heeft bezocht en driemaal daags medicijnen neemt tegen astmatische klachten. Verweerder stelt in dit kader niet ten onrechte dat van een gehuwd stel dat samenwoont mag worden verwacht dat ze op de hoogte zijn van elkaars gezondheidsproblemen, bezoeken aan artsen en medicijnengebruik.
Het is ook bevreemdend dat referente niet in staat is juist te verklaren over op welk huisadres zij en eiser hebben gewoond voor hun laatste verhuizing en uiteindelijk een onjuist adres noemt. Dat zij Nederlandse benamingen moeilijk onthoudt en haar kinderen aanvullende verklaringen hebben afgelegd op dit punt, is geen reden om dit niet langer bevreemdend te vinden. Verweerder heeft tijdens het gehoor referente de drie laatst geregistreerde adressen in de Basisregistratie Personen voorgehouden om behulpzaam te zijn bij de Nederlandse namen. Van referente mag dan verwacht worden dat zij weet op welke adressen zij met eiser heeft samengewoond.
Tot slot vindt verweerder het niet ten onrechte ongeloofwaardig dat referente niet weet dat zij gedurende 2,5 jaar voor bedrijven heeft gewerkt waarvan de broer van eiser de eigenaar is. Daarbij is relevant dat eiser hierover in eerste instantie vaag en ontwijkend heeft verklaard.
8.3.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat verweerder deugdelijk gemotiveerd en op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat nog altijd niet van een oprechte huwelijksrelatie tussen eiser en referente kan worden gesproken nu zij op diverse essentiële punten tegenstrijdig en bevreemdend hebben verklaard.
Aanvullende documenten en verklaringen van derden
9. Eiser heeft in beroep documenten overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat hij met referente een oprecht huwelijk heeft. Zo heeft hij foto’s, telefoongegevens (31 augustus 2018 tot en met 25 mei 2019), afschriften van een gezamenlijke bankrekening (januari 2019 tot en met juni 2019) overgelegd en verklaringen van diverse familieleden, zoals zijn broer en de dochter van referente.
9.1.
De rechtbank stelt voorop dat hierboven is geconcludeerd dat verweerder deugdelijk gemotiveerd en op goede gronden tot de conclusie is gekomen dat eiser en referente tegenstrijdige en bevreemdingwekkende verklaringen hebben afgelegd over hun relatie. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de in beroep overgelegde foto’s, telefoon- en bankgegevens niet afdoen aan deze tegenstrijdige, vage en bevreemdingwekkende verklaringen. De aard en omvang van deze informatie is onvoldoende, nu uit deze informatie niet volgt dat sprake is van een langdurige en exclusieve relatie. Ook de verklaring van de dochter, hoewel deze ingaat op verschillende onderwerpen waarover eiser en referente tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd, heeft verweerder niet tot een andere conclusie over de relatie hoeven brengen. De dochter verklaart hierin dat referente niet alles met eiser en haar kinderen deelt. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat hoewel dit mogelijk enkele tegenwerpingen kan verklaren het niet alle tegenstrijdige en vage verklaringen wegneemt. Verweerder stelt in redelijkheid dat ook als niet alles tussen echtgenoten wordt gecommuniceerd zij eenduidig moeten kunnen verklaren over het weekend en de avond voor hoorzitting, de fiets die eiser gebruikt, de voorgaande woonadressen en het werk van referente. Nu hiervan geen sprake is, stelt verweerder zich op goede gronden op het standpunt dat de verklaring van de dochter van referente niet tot een ander oordeel kan leiden. Tot slot heeft verweerder ook aan de verklaringen van de overige familieleden niet de waarde hoeven hechten die eiser eraan toekent, omdat ook deze verklaringen geen afbreuk doen aan de tegenstrijdige en vage verklaringen van eiser en referente.
Conclusie
10. Nu geen van de beroepsgronden slaagt, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Kroes, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 september 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.