Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiseres](eiseres),
[eiser 2](eiser), mede namens de minderjarige
[minderjarige],
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 23 juli 2020, zijn de zaken NL20.13688, NL20.13693 en NL20.13694 behandeld. Eisers, die de Azerbeidzjaanse nationaliteit hebben, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij hen de verplichting werd opgelegd om in de gemeente Amersfoort te verblijven. Op 7 juli 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een voorlopige voorziening getroffen, waardoor eisers niet konden worden uitgezet en recht hadden op opvang en verstrekkingen. Na de intrekking van de maatregelen door de Staatssecretaris op 8 juli 2020, hebben eisers hun beroep op 20 juli 2020 ingetrokken, met een verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft overwogen dat de Staatssecretaris eisers tegemoet is gekomen door de bestreden besluiten in te trekken, en heeft besloten om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten van eisers. De rechtbank heeft de kosten vastgesteld op € 525,- voor de rechtsbijstand, aangezien de zaken gelijktijdig zijn behandeld en het beroepschrift in de drie zaken vrijwel identiek was. De uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.