ECLI:NL:RBDHA:2020:8826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
10 september 2020
Zaaknummer
NL20.13433
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van Koerdische etniciteit en betrokkenheid bij HDP

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een man van Turkse nationaliteit met Koerdische etniciteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser stelde dat hij gevaar loopt vanwege zijn Koerdische achtergrond en zijn betrokkenheid bij de HDP-partij. Hij heeft verschillende incidenten beschreven, waaronder mishandeling tijdens zijn dienstplicht en problemen met de autoriteiten vanwege zijn etniciteit en politieke activiteiten. De rechtbank heeft het asielrelaas van eiser beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank achtte de verklaringen van eiser over zijn asielmotieven niet geloofwaardig, met name de oproep door de Turkse rechtbank en de mishandeling op zijn werk. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd om zijn vrees voor vervolging te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13433

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.P.A. Zwart),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Oba).

ProcesverloopBij besluit van 29 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.13434, plaatsgevonden op 31 augustus 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Dogan. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Turkse nationaliteit te zijn, de Koerdische etniciteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedag] 1978.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij als gevolg van zijn Koerdische etniciteit gevaar loopt en problemen heeft ondervonden met de autoriteiten. Eiser heeft tijdens de dienstplicht vanwege zijn eigen etniciteit geweigerd op Koerden te schieten. Als gevolg hiervan is eiser tijdens de dienstplicht mishandeld en gevangen gezet in de militaire gevangenis. Ook moest hij extra lange diensten werken. Voorts heeft eiser met zijn familie onderdak geboden aan Koerden. Toen de politie een huisinval deed is eiser meegenomen en mishandeld door de politie. Daarnaast heeft eiser zich ingezet voor de Koerdische partij HDP en als muzikant op verschillende Koerdische bruiloften gespeeld. Meerdere malen hebben de autoriteiten muziekinstrumenten van eiser vernietigd na invallen tijdens deze Koerdische bruiloften. Verder stelt eiser tijdens zijn werk op het gemeentehuis te zijn mishandeld als gevolg van zijn etniciteit. Aan eiser is door de autoriteiten gevraagd om als spion te gaan werken binnen de Koerdische gemeenschap. Toen eiser dit weigerde werd hij verplicht een lagere functie te vervullen. Tot slot stelt eiser dat hij vanwege zijn hulp aan gevluchte Koerden, het spelen van Koerdische muziek en zijn betrokkenheid bij de HDP-partij door de Turkse rechtbank is opgeroepen.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 30b, eerste lid en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1) Identiteit, nationaliteit en herkomst
2) Ondervonden problemen tijdens de militaire dienstplicht
3) Incident bij het geven van onderdak aan Koerden
4) HDP-lidmaatschap
5) Degradatie en de mishandelingen
6) Oproep door de rechtbank
Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht, evenals de ondervonden problemen tijdens de militaire dienstplicht. Verweerder heeft het incident bij het geven van onderdak aan Koerden ongeloofwaardig geacht, nu eiser volgens verweerder tegenstrijdig heeft verklaard over dit incident. Verder acht verweerder geloofwaardig dat eiser enkele activiteiten heeft verricht voor de HDP-partij, maar niet dat eiser lid is van de partij en door grote betrokkenheid problemen ondervindt. Dat eiser vanwege zijn etniciteit is gedegradeerd acht verweerder voorts geloofwaardig, maar dat eiser op zijn werk is mishandeld niet. Tot slot acht verweerder ongeloofwaardig dat eiser is opgeroepen door de rechtbank.
Verweerder heeft de aanvraag als kennelijk ongegrond afgewezen, omdat eiser zijn paspoort heeft verscheurd en achtergelaten in het vliegtuig. Hierdoor heeft eiser een poging gedaan om relevante informatie over zijn identiteit achterwege te houden. Verweerder acht de gegeven reden (angst voor gedwongen terugkeer naar Turkije) onverschoonbaar, nu eiser juist voor een asielaanvraag naar Nederland is afgereisd en erop mocht vertrouwen hier zijn asielwens kenbaar te maken.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en voert hiertoe het volgende aan. Eiser stelt dat hij niet tegenstrijdig heeft verklaard over het aantal Koerden dat hij in huis heeft genomen. Hiertoe is van belang dat eiser via de correcties en aanvullingen meer uitleg heeft gegeven en de gehoormedewerker volgens eiser een incorrect aantal heeft genoteerd in het verslag van het nader gehoor. Ook over de huisinval en de mishandeling door de politie stelt eiser niet tegenstrijdig te hebben verklaard. Ten aanzien van eisers activiteiten voor de HDP-partij stelt eiser dat hij niet in het bezit is van de originele documenten. Uit angst voor de autoriteiten heeft zijn familie de documenten niet durven op te sturen naar Nederland. Verweerder is ten onrechte zonder nadere motivering voorbij gegaan aan eisers lidmaatschap van de HDP-partij, nu eiser wel kopieën heeft overgelegd en zijn personalia op het aanvraagformulier van de HDP-partij overeenkomen met de gegevens op zijn overgelegde originele identiteitskaart. Voorts heeft eiser uitgebreid verklaard over zijn activiteiten voor de partij en over informatie met betrekking tot de belangrijkste kopstukken van de partij. Verweerder heeft ten onrechte nagelaten uiteen te zetten welke informatie eiser nog meer had moeten verstrekken over de HDP-partij. Ook al zou eiser slechts geringe activiteiten voor de HDP-partij hebben ondernomen, hetgeen eiser betwist, dan blijkt uit overgelegde bronnen dat eiser alsnog bij terugkeer gevaar zal lopen. Verder stelt eiser dat hij evenmin tegenstrijdig heeft verklaard over de mishandeling op zijn werk. Verweerder heeft daarnaast in strijd met zijn eigen beleid gehandeld door eisers verklaringen over het dwingende verzoek van de autoriteiten om voor hen als spion te werken niet te relateren aan externe geloofwaardigheidsindicatoren. Dat eiser probleemloos met zijn eigen paspoort Turkije kon in- en uitreizen is verder te wijten aan het feit dat hij een reisagent had die hem hielp. Ten aanzien van de oproep van de rechtbank stelt eiser dat hij deze nooit zelf heeft ontvangen, maar dat zijn familie twee keer heeft geweigerd de oproep in ontvangst te nemen. Het brengt voor zijn familie risico mee om na te vragen waarom eiser wordt opgeroepen door de rechtbank. Eiser verwijst hiervoor naar het ambtsbericht van Home Office van maart 2020. Tot slot stelt eiser dat verweerder zijn aanvraag niet als kennelijk ongegrond heeft mogen afwijzen, nu hij een echt bevonden identiteitskaart heeft overgelegd. Verweerder heeft daarom in strijd gehandeld met artikel 31, achtste lid, aanhef en onder d, van Richtlijn 2013/32/EU (de Procedurerichtlijn).
5. Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 kan verweerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 als kennelijk ongegrond afwijzen als de vreemdeling waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
6.1.
De rechtbank overweegt dat eiser vreest voor vervolging vanwege zijn Koerdische etniciteit. Eiser baseert deze vrees voor vervolging op verschillende omstandigheden en gebeurtenissen in het verleden. Zo heeft volgens eiser de politie een huisinval gedaan toen hij met zijn ouders aan Koerden onderdak bood, is hij lid van en betrokken bij de HDP-partij, heeft hij als Koerdische muzikant opgetreden, is hij mishandeld op werk nadat hij weigerde als spion voor de overheid te werken en heeft de Turkse rechtbank hem opgeroepen.
6.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser door de Turkse rechtbank is opgeroepen. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
6.3.
Eiser beschikt niet over de oproep van de Turkse rechtbank of over andere stukken die de oproep onderbouwen. Voorts stelt hij niet zeker te weten waarvoor hij wordt opgeroepen door de Turkse rechtbank. Van eiser mag worden verwacht dat hij onderzoek doet of heeft gedaan naar de reden van de oproep. Het enkele vermoeden van eiser dat de oproep het gevolg is van zijn activiteiten als muzikant, het in huis nemen van Koerden en zijn betrokkenheid bij de HDP-partij heeft verweerder hiertoe onvoldoende mogen achten. Niet is namelijk gebleken van concrete recente gebeurtenissen waarom aanleiding zou bestaan eiser te vervolgen. Zo valt niet in te zien dat een eenmalig incident in 2014 (het onderdak bieden aan Koerden) en het spelen van Koerdische muziek op bruiloften dusdanig zijn dat de Turkse rechtbank eiser nu oproept. Hiertoe is voorts van belang dat eiser in 2010 voor het laatst als muzikant aanwezig was bij een evenement waar een politie-inval plaatsvond in verband met Koerdische muziek.
Ten aanzien van eisers betrokkenheid bij de HDP-partij overweegt de rechtbank dat niet in geschil is tussen partijen dat eiser enkele activiteiten voor de HDP-partij heeft verricht. Ook is niet in geschil dat eiser geen prominent partijlid is. Eiser heeft over zijn activiteiten voor de HDP-partij verklaard dat hij dertien jaar actief is geweest en voor de afdeling jongeren affiches heeft verspreid van meetings, concerten, festiviteiten en bijeenkomsten. Hij heeft deze affiches op straat verspreid, bij mensen thuis afgegeven en langs ondernemingen gebracht. Eiser heeft over zijn activiteiten verklaard dat hij ‘zo nu en dan’ hielp als er hulp nodig was. In de laatste twee jaar voorafgaand aan zijn vertrek heeft eiser soms Koerdische muziek gespeeld en een paar andere taken verricht, zoals het verspreiden van affiches.
Alhoewel is gebleken dat eiser enige activiteiten heeft verricht voor de HDP-partij, blijkt hier naar het oordeel van de rechtbank niet uit dat eiser dusdanig is betrokken bij de HDP-partij dat dit recent tot problemen heeft geleid. Hierbij acht de rechtbank ook van belang dat eiser bij de gemeente begon met werken, ondanks dat hij op de hoogte was dat kort daarvoor de burgemeester vanwege zijn HDP-lidmaatschap uit het ambt was gezet. Dit valt moeilijk te rijmen met grote betrokkenheid bij de HDP-partij. Uit het overgelegde artikel van de NOS blijkt verder dat verschillende politici, parlementariërs en burgemeesters van de HDP-partij zijn opgepakt. Zoals verweerder terecht stelt, behoort eiser echter niet tot deze groep. Uit het artikel valt dan ook niet op te maken dat het enkel lid zijn (wat door verweerder wordt betwist) ofwel het actief zijn voor de partij al tot vervolging leidt en een oproep door de Turkse rechtbank.
Voorts heeft verweerder in dit kader bevreemdingwekkend mogen achten dat eiser Turkije in 2019 drie keer heeft kunnen verlaten en twee keer heeft kunnen inreizen met zijn eigen paspoort, ondanks dat hij door de Turkse rechtbank zou zijn opgeroepen. Dat eiser deze reizen via een reisagent heeft afgelegd en geen problemen heeft ondervonden, wijst volgens eiser op de connecties die zijn reisagent op het vliegveld heeft. De rechtbank acht dit onvoldoende, nu dit enkel een vermoeden betreft. Eveneens acht de rechtbank hierbij van belang dat eiser op pagina tien van het nader gehoor heeft verklaard dat hij voor de reis naar Nederland een andere reisagent had dan voor de reizen naar Marokko en Kazachstan. Dat eiser zonder problemen met zijn eigen paspoort Turkije heeft verlaten valt dan ook moeilijk te rijmen met de gestelde oproep van de rechtbank.
6.4.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder de mishandeling op het werk niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, nu eiser hierover tegenstrijdig heeft verklaard. Zo heeft verweerder terecht gesteld dat eiser eerst in het nader gehoor verklaart dat hij vier maanden in de gestelde dierenstal heeft gewerkt en is mishandeld, terwijl hij later in het gehoor stelt dat dit een periode van drie maanden betrof. Eiser wordt niet gevolgd in zijn betoog dat de vier maanden enkel betrekking hebben op de periode dat hij werd mishandeld en niet op de periode dat hij in de stal heeft gewerkt, nu eiser in het gehoor na een toelichting op het werk in de stal stelt ‘dat werk heb ik vier maanden gedaan’ (op pagina acht van het nader gehoor). Daarnaast heeft eiser eerst verklaard te zijn vastgehouden in de stal, terwijl hij later verklaart dat hij niet werd vastgehouden en in de avond meestal naar huis mocht. Nu de mishandeling op zijn werk grotendeels de reden was voor eiser om te vluchten, mag van hem worden verwacht dat hij hierover eenduidig kan verklaren.
6.5.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft de asielaanvraag dan ook op goede gronden afgewezen.
7. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder artikel 31, achtste lid, aanhef en onder d, van de Procedurerichtlijn niet heeft geschonden door de asielaanvraag als kennelijk ongegrond af te wijzen
.Dat eiser een echt bevonden identiteitskaart heeft overgelegd waarmee zijn identiteit is aangetoond, maakt het overleggen van een paspoort niet overbodig. Hierbij acht de rechtbank van belang dat een paspoort meer gegevens bevat dan een identiteitskaart.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan in het openbaar op 9 september 2020 door mr. A.E. Dutrieux, rechter, in aanwezigheid van mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.