ECLI:NL:RBDHA:2020:8825
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak
In de zaak tussen verzoeker, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 september 2020 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd bij besluit van 1 juli 2020 door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard. Hiertegen heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 31 augustus 2020, waar verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde, mr. S. Oba. De staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. J.E. Groenenberg. Tijdens de zitting heeft de rechtbank ook de zaak NL20.13332 behandeld, die verband houdt met het beroep van verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.E. Dutrieux, in aanwezigheid van griffier mr. J.F.A. Bleichrodt, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.