In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1969. De officier van justitie had op 20 januari 2020 verzocht om verlenging van de crisismaatregel die eerder was opgelegd op 18 januari 2020. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum gehouden, waarbij de betrokkene, zijn advocaat, een behandelend arts en twee psychiatrisch verpleegkundigen aanwezig waren. De betrokkene voerde verweer en stelde dat er geen ernstige situatie was, maar de rechtbank oordeelde anders.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder ernstig lichamelijk letsel en psychische schade, voortvloeiend uit een psychische stoornis. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was om het nadeel af te wenden, waaronder beperking van de bewegingsvrijheid en opname in een accommodatie. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor de duur van drie weken, met de mogelijkheid tot insluiting en onderzoek op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen.
De beschikking is gegeven door rechter E.M.M. Engbers, bijgestaan door griffier S.P.M. Flipse, en is uitgesproken ter openbare zitting. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 3 februari 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.