Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2020 in de zaken tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
– inhoudende de ingebrekestelling – naar verweerder heeft verzonden. De rechtbank acht daartoe de volgende feiten (in samenhang bezien) van belang. Eiser heeft in beroep weliswaar een ingebrekestelling overgelegd, echter hij heeft de verzending daarvan aan verweerder niet kunnen aantonen door bijvoorbeeld een verzendbewijs te overleggen. Ook heeft eiser verklaard geen ontvangstbevestiging of een reactie te hebben ontvangen van verweerder nadat hij – naar eigen zeggen – de ingebrekestelling op 27 april 2019 naar verweerder heeft verstuurd. Daarnaast heeft de gemachtigde van verweerder in het systeem gecontroleerd of er in de periode na de hoorzitting (op 24 april 2019) telefonisch contact is geweest tussen partijen over de ontvangst van de ingebrekestelling. Dit blijkt niet het geval te zijn.
27 april 2019 bij ontvangst van de dossierstukken retour heeft ontvangen, slaagt evenmin. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat medewerkers van verweerder sinds de digitalisering in augustus 2018 alleen nog maar digitale dossiers hebben, waardoor zij geen originele poststukken meer zien. De rechtbank kan dit volgen. Dat de gemachtigde van verweerder het originele exemplaar tussen de gedingstukken zou hebben gestopt acht de rechtbank dan ook niet aannemelijk. Bovendien ontbreken stempels (de stempel van ontvangst en de stempel van digitaliseren) op de brief van 27 april 2019 terwijl deze volgens de gemachtigde van verweerder niet kunnen ontbreken op een poststuk dat door verweerder is ontvangen.