Uitspraak
Rechtbank den haag
Shell International Exploration and Production B.V.,
1.De procedure
2.De feiten
Due to a serious of circumstances, NCPOC have lost confidence in [eiser] doing his role and will stop the transfer with immediate effect.
Eisende partij trekt zijn vordering in kort geding in. Eisende partij zal niet weer een kort geding vordering instellen tegen gedaagde partij in dit geschil.
Op grond van het voorgaande kan dan ook bij gebreke van een feitelijke grondslag niet komen vast te staan dat er sprake zou zijn geweest van dwang, dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden voor of bij de totstandkoming van de VSO.
In de toelichting bij zijn eerste grief heeft [eiser] zich op het standpunt gesteld dat de overeenkomst van 18 oktober 2011 niet als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW dient te worden aangemerkt. Het hof volgt [eiser] daarin niet. (….) Daarmee is sprake van een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:900 lid 1 BW. Daar komt bij dat in de overeenkomst met zoveel woorden is vermeld dat partijen deze beschouwen als een vaststellingsovereenkomst. Dat bovenaan ‘beëindigingsovereenkomst’ staat vermeld, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat de vaststellingsovereenkomst tevens een overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst inhield.Met betrekking tot het beroep van [eiser] dat de beëindigingsovereenkomst op grond van dwaling vernietigd zou moeten worden zegt het hof in rechtsoverweging 4.2:
Het hof stelt voorop dat een vaststellingsovereenkomst strekt tot beëindiging of ter voorkoming van onzekerheid of een geschil, waaraan partijen zijn gebonden. Om die reden dient een beroep op dwaling met terughoudendheid te worden beoordeeld.
3.De vorderingen in conventie en in reconventie
primair(I.) SIEP te gebieden hem binnen 24 uur tot het werk toe te laten en alle rechten voortvloeiend uit het arbeidscontract te herstellen; (II.) te bepalen dat SIEP een dwangsom verbeurt van € 10.000,- voor elke dag (een deel van de dag daaronder begrepen) dat SIEP in gebreke is geheel of ten dele aan het vonnis te voldoen, alsmede voor iedere dag (een deel van de dag daaronder begrepen) dat het verzuim voortduurt, met een maximum van € 1.000.000,- aan te verbeuren dwangsommen in totaal, dan wel een door de kantonrechter vast te stellen dwangsom en maximum; (III.) SIEP te veroordelen in de kosten van de procedure,
secundair, indien de kantonrechter de vordering afwijst, (I.) SIEP te veroordelen tot betaling van een door de kantonrechter vast te stellen voorschot achterstallig loon; (II.) SIEP te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.Het verweer
5.De beoordeling
als gevolg daarvangedwaald heeft bij het ondertekenen van de beëindigingsovereenkomst, dat SIEP onrechtmatig heeft gehandeld en of SIEP het voorschrift van artikel 21 Rv heeft overtreden en, zo ja, wat daarvan de gevolgen zouden moeten zijn. Ook kan uit het feit dat de betreffende documenten niet aanwezig zijn, niet worden afgeleid dat deze documenten niet bestaan hebben; wellicht is de wettelijke bewaartermijn voor dit soort documenten reeds verstreken. Uit hetgeen partijen over en weer in deze kort geding procedure hebben gesteld en betwist kan daarom op zich al niet worden aangenomen dat sprake is van een wilsgebrek of onrechtmatig handelen van SIEP, en zeker niet als deze beoordeling met terughoudendheid moet plaatsvinden.
in dit geschil.Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] onvoldoende kunnen overtuigen dat het karakter van het voorliggende geschil niet gelijk is aan dat eerdere geschil.