ECLI:NL:RBDHA:2020:862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
3 februari 2020
Zaaknummer
NL19.31780
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaalde asielaanvraag van een Ugandees met gestelde homoseksuele relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een herhaalde asielaanvraag van een eiser uit Uganda. De eiser, die stelt homoseksueel te zijn, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die relevant waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard.

De eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend, waarvan de eerste in 2016 werd afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser in zijn huidige aanvraag onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn seksuele geaardheid en de gestelde relatie met zijn partner. De rechtbank heeft de verklaringen van de eiser en de overgelegde documenten beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze niet overtuigend waren. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de eiser over zijn relatie met zijn partner vaag en oppervlakkig waren, en dat er onvoldoende bewijs was voor de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele relatie.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de Staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen rechtens relevante nieuwe feiten zijn gepresenteerd die de aanvraag zouden kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser over zijn opleidingsniveau, levensfase en culturele achtergrond verworpen, en geconcludeerd dat de aanvraag op goede gronden niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.31780

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Berk).

ProcesverloopBij besluit van 20 december 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL19.31781, plaatsgevonden op 16 januari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen T. Kibuuka. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder zijn verschenen [A] , begeleider van eiser bij ASKV steunpunt vluchtelingen, R. van der Wal van Stichting Rainbow Den Haag en [B] .

Overwegingen

1. Eiser stelt de Ugandese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1997.
2. Eiser heeft op 10 juni 2016 een eerste aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 28 augustus 2017 afgewezen. Het beroep tegen dat besluit is bij uitspraak van 15 februari 2018 door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, ongegrond verklaard. Hiertegen is geen hoger beroep ingediend. Het besluit van 28 augustus 2017 staat hiermee in rechte vast.
3. Eiser heeft op 15 juni 2019 een tweede aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 27 augustus 2019 buiten behandeling gesteld, omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Het beroep tegen dat besluit is bij uitspraak van 23 september 2019 door de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdram, ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen deze uitspraak hoger beroep aangetekend, welk nog openstaat.
4. Op 10 juni 2016 heeft eiser een derde aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Ter onderbouwing van zijn seksuele geaardheid heeft eiser de volgende documenten overgelegd:
1. verklaring van de nieuwe partner;
2. verklaring van Roel van der Wal van Rainbow Den Haag;
3. een email van [D] ;
4. foto’s;
5. informatie van GZ-psycholoog G. De Rycker;
6. verklaring van Laura van Dam, juridisch begeleider van ASKV Steunpunt
Vluchtelingen;
7. verklaring van Fatmata Kabba, maatschappelijk werker van ASKV
Steunpunt Vluchtelingen.
5. Verweerder heeft onderhavige aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Hij heeft dit gedaan onder verwijzing naar het hierboven genoemde besluit van 28 augustus 2017. Hij heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000.
6. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat wel degelijk sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Eiser heeft zich in Nederland ontwikkeld als lhbt’er en heeft sinds twee jaar een relatie. Verweerder had op dit punt tijdens het gehoor moeten doorvragen en rekening moeten houden met het bewustwordingsproces en de zelfacceptatie. Verder heeft verweerder ten onrechte in de beoordeling geen aandacht besteed aan de verklaring van eiser, die van zijn partner en de overige overgelegde verklaringen. Ook is niet gebleken dat verweerder bij de beoordeling rekening heeft gehouden met het opleidingsniveau, de levensfase en culturele achtergrond van eiser.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1
Uit het voornemen en het bestreden besluit blijkt dat verweerder bij de beoordeling van de onderhavige asielaanvraag werkinstructie 2018/9 heeft gehanteerd.
Op grond van de werkinstructie 2018/9 stelt verweerder terecht primair gekeken wordt naar het authentieke, individuele verhaal op basis van de eigen verklaringen van de vreemdeling, maar dat andere informatie in het dossier, zoals de overgelegde documenten, bij de besluitvorming worden betrokken. In de werkinstructie 2018/9 wordt weliswaar niet meer de nadruk gelegd op het proces van bewustwording en zelfacceptatie, maar wordt er nog steeds uitgegaan van de verklaringen van de vreemdeling die, integraal bezien, een authentiek verhaal moeten vormen. Ook de verklaringen met betrekking tot de processen van zelfacceptatie en bewustwording spelen bij de geloofwaardigheidsbeoordeling dus nog een rol. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling blijkt dat dit een deugdelijke manier van beoordelen is (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:3360).
Niet is gebleken dat verweerder in deze zaak onzorgvuldig of in strijd met de in de nieuwe werkinstructie beschreven wijze van horen en beslissen heeft gehandeld.
7.2
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen die eiser in het gehoor opvolgende aanvraag van 16 december 2019 naar voren heeft gebracht, aangaande zijn relatie met [B] , niet leiden tot een ander oordeel dan verwoord in het besluit van 28 augustus 2017. Verweerder heeft daartoe mogen overwegen dat de geaardheid van eiser in de eerdere asielprocedure niet aannemelijk is gemaakt. De stelling van eiser dat hij nu een andere relatie heeft, leidt in dit geval niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft daartoe kunnen overwegen dat eisers verklaringen over de relatie met [B] niet overtuigen om te spreken van een geloofwaardige homoseksuele relatie, omdat eiser vaag, oppervlakkig en weinig inzichtelijk over de relatie heeft verklaard. Zo weet eiser, ook niet bij benadering, te vertellen wanneer hij [B] ontmoet heeft en kan hij niet verklaren wat zij samen bespreken. Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij altijd samen wil zijn met [B] , maar zij wonen nu niet samen omdat [B] het te druk zou hebben. Ook hebben eiser en [B] geen gezamenlijke vrienden, wat opmerkelijk is als je veel tijd met elkaar doorbrengt. Verder hebben eiser en [B] verschillend verklaard op de vraag waar [B] geboren is en of hij nog familie heeft in Uganda. Van eiser, die stelt dat [B] de liefde van zijn leven is en met wie hij een relatie heeft van meer dan twee jaar, mag verwacht worden dat hij meer over de betekenis en inhoud van zijn gestelde relatie kan verklaren. Ter zitting heeft eiser desgevraagd naar zijn relatie zelf nog verklaard dat hij van [B] houdt omdat [B] hem heeft geholpen, eiser veel van hem heeft geleerd en dat [B] voor hem zorgt. Aannemelijk is dat sprake is een vriendschapsband, waarbij de mannen ook met elkaar optrekken, maar uit eisers verklaringen volgt onvoldoende dat ook sprake is van een homoseksuele relatie.
Het beroep van eiser op de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 december 2019, waarbij het besluit is vernietigd, gaat niet op, nu in deze uitspraak wel sprake is van zeer uitgebreide en gedetailleerde verklaringen.
7.3
Verweerder heeft vervolgens de door eiser overgelegde documenten, zoals genoemd onder 4, beoordeeld. Volgens Werkinstructie 2018/9 kunnen verklaringen van derden weliswaar bij de beoordeling worden betrokken, maar dan moet het wel gaan om feitelijke informatie, zoals waarnemingen van de desbetreffende derde over concrete gedragingen van de vreemdeling. Verweerder heeft niet ten onrechte overwogen dat hiervan niet kan worden gesproken. In de verklaring van Rainbow Den Haag staat alleen dat eiser deelneemt aan bijeenkomsten die voor LHBT-vluchtelingen worden georganiseerd, omdat hij zich daar veilig voelt. Verder staat het voor een ieder vrij om deel te nemen aan de gestelde bijeenkomsten. De e-mail van [D] geeft geen feitelijke informatie weer, zoals waarneming over concrete gedragingen van eiser anders dan dat hij met anderen spreekt over zijn verleden. Deze e-mail geeft daarom evenmin inzicht in de homoseksuele geaardheid van eiser. Dit geldt ook voor de verklaringen van Laura van Dam en Fatmata Kabba. Ook uit de overgelegde foto’s blijkt de geaardheid, dan wel de relatie van eiser met [B] , niet. De brief van psycholoog G. de Rycker kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Uit Werkinstructie 2018/9 blijkt dat een medisch onderzoek, waaronder ook een psychologisch onderzoek valt, niet gebruikt wordt voor de vaststelling van de geloofwaardigheid van iemands seksuele gerichtheid.
Ter zitting heeft mevrouw Van Dam, die eiser begeleidt en veel met hem gesproken heeft, verklaard dat eiser veel steun heeft aan [B] . Ook is zij ervan overtuigd dat de relatie tussen hen echt is. De rechtbank is echter van oordeel dat ook deze verklaring onvoldoende is om de gestelde homoseksuele relatie aannemelijk te maken.
7.4
Het betoog van eiser dat geen rekening is gehouden met zijn opleidingsniveau, levensfase en culturele achtergrond, slaagt niet. Ter zitting heeft verweerder toegelicht op welke wijze bij de beoordeling van de aanvraag rekening is gehouden met de cognitieve beperking van eiser. Zo zijn eiser, zoals blijkt uit het gehoor opvolgende aanvraag, korte en duidelijke vragen gesteld. Ook heeft de gehoormedewerker vragen anders gesteld wanneer bleek dat eiser de vragen niet begreep. Verder zijn eiser kleine tegenstrijdigheden in zijn verklaringen niet tegengeworpen, wat wel het geval zou zijn bij hoog opgeleide vreemdelingen. Ook is eiser niet tegengeworpen dat hij de naam van zijn partner verkeerd heeft uitgesproken of zijn naam niet juist heeft gespeld. Verweerder heeft verder laten weten dat bij LHBTI zaken, gelet op de culturele achtergrond, wordt doorgevraagd op verklaringen van de vreemdeling. Daar komt bij dat verweerder in het bestreden besluit niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser niet heeft aangegeven op welke punten in het gehoor of in het voornemen naar zijn mening onvoldoende rekening is gehouden met zijn opleidingsniveau, levensfase en culturele achtergrond. Ook heeft verweerder van eiser mogen verwachten dat hij weet wat voor hem belangrijk is om tijdens een gehoor opvolgende aanvraag te verklaren. Hij woont immers als drie en een half jaar in Nederland en heeft zijn derde asielaanvraag ingediend.
7.5
Nu verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van rechtens relevante nova is de aanvraag op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
7.6
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. van Limpt, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.