Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
(de Reclassering, voorzieningenrechter)wenste de heer [eiser] niet te spreken over een mogelijk verlofadres en daaraan gerelateerd met of bij wie hij verlof zou willen doorbrengen, over een plek waar hij in de toekomst zou willen wonen en over mogelijke dagbesteding in de toekomst. Het is RN niet duidelijk geworden in welke mate de personen uit het netwerk van de heer [eiser] steunend of beschermend zijn of anderzijds risico's met zich meebrengen. (…)
"Ik kijk er niet zo op terug. Dat is afgesloten en klaar. Er is nooit contact geweest met de nabestaanden. Er is ook nooit een schadevergoeding geëist. Ik ben nu 25 jaar verder. Die zaak is 28 jaar oud. Ik zie er het nut niet van in verder nu te vertellen. Ik weet nog precies wat ik aanhad en wat hij op zijn kamer had. Het is erg dat het is gebeurd. Ik kan het toch niet terugdraaien. Als je nu terugkijkt denk je ook: wat zijn we dom geweest, maar je kunt het niet terugdraaien. Zo had het niet moeten gaan. Het is gewoon uit de hand gelopen, klaar. Hij ging zich verzetten en daar hadden we geen rekening mee gehouden".
"Ik heb mijn ding daarover gezegd, het is 25 jaar geleden, ik heb het een plek gegeven en mij erbij neergelegd'.Verder verklaarde hij dat hij een domme jongen is geweest, dat het niet zo had moeten lopen. Hij zei dat hij wel een keuze had om [A] te doden maar dat hij het heeft gedaan om de controle over de situatie te houden.
3.Het geschil
ofde Staat beveelt om binnen diezelfde redelijke termijn de herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf opnieuw in behandeling te nemen en binnen vier maanden een beslissing te nemen voor welke re-integratieactiviteiten [eiser] in aanmerking komt, dit één en ander op de wijze waarop het EHRM verlangt dat een dergelijke beoordeling en besluitvorming plaatsvindt;
4.De beoordeling van het geschil
kanverschaffen in zijn beleving van delicten die hij ontkent te hebben gepleegd. Het is dus niet zo dat [eiser] niet wil spreken over de delicten. Dat betekent dat [eiser] , zolang de criteria recidiverisico en delictgevaarlijkheid op deze manier door het Adviescollege worden toegepast, feitelijk geen reëel uitzicht op herbeoordeling van zijn levenslange gevangenisstraf heeft, aldus [eiser] .
van het PBC en de Reclassering(die [eiser] allebei in concept heeft kunnen inzien en van commentaar heeft kunnen voorzien), volgt dat [eiser] het onderzoek bij het PBC voortijdig tegen de wens van de onderzoekers heeft beëindigd, waardoor veel voor het onderzoek relevante onderwerpen onderbelicht zijn gebleven. Omdat belangrijke referenten niet hebben meegewerkt, kon het systeem en het sociale netwerk van [eiser] niet in kaart worden gebracht. Daarnaast wilde [eiser] niet of nauwelijks inzicht geven in onderwerpen zoals zijn levensloop, zelfbeeld, huidige contacten met zijn familie, scholing, werkervaring en zijn toekomstplannen. Door de beperkingen in het onderzoek hebben de onderzoekers van het PBC geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de aan- of afwezigheid van een persoonlijkheidsstoornis en hebben zij geen goede klinische risicotaxatie kunnen maken. Om vergelijkbare redenen heeft de Reclassering geen inschatting kunnen maken van het recidiverisico en de kans op letselschade en onttrekking aan voorwaarden. [eiser] wilde met de Reclassering niet spreken over een mogelijke dagbesteding, een mogelijk verlofadres en bij wie hij zijn verlof zou willen doorbrengen. Ook wilde [eiser] niet meewerken aan een referentenonderzoek, omdat hij naar zijn zeggen zijn omgeving niet onnodig wilde belasten. Het is de Reclassering hierdoor niet duidelijk geworden in welke mate personen uit het netwerk van [eiser] steunend zijn of juist een risico met zich brengen.
‘Wel stelt het Adviescollege dat duidelijkheid over het al dan niet bestaan van psychopathologie (bijvoorbeeld een persoonlijkheidsstoornis), de criminogene en beschermende factoren, het familiesysteem en het sociale netwerk en het beschikken over een adequate beschrijving van de persoonlijkheidspathologie minimale vereisten zijn om de start van re-integratieactiviteiten te overwegen.’). Het is onder de gegeven omstandigheden dan ook alleszins begrijpelijk dat [eiser] niet voor toelating tot de re-integratiefase in aanmerking komt, nu het als gevolg van zijn eigen terughoudende opstelling voor de deskundigen niet mogelijk is om een gefundeerde uitspraak te doen over de aanwezigheid of afwezigheid van een recidiverisico. Dit is te meer begrijpelijk, omdat uit het arrest van het Hof volgt dat het Hof destijds juist een ernstig gevaar voor recidive heeft genoemd als een belangrijke reden om een levenslange gevangenisstraf aan [eiser] op te leggen. Overigens lijkt [eiser] inmiddels ook zelf tot een ander inzicht te zijn gekomen, aangezien hij op de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij er nu anders instaat en begrijpt dat hij de volgende keer wel toestemming moet geven om een referentenonderzoek uit te voeren, omdat hij anders geen stap verder komt.