ECLI:NL:RBDHA:2020:8569

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
NL20.13209
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel op basis van ongeloofwaardige geboortedatum en seksuele gerichtheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 23 juli 2020, is de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel afgewezen. Eiser, van Gambiaanse nationaliteit, heeft aangevoerd dat hij Gambia heeft verlaten vanwege problemen met zijn biseksuele geaardheid. De rechtbank oordeelt dat de opgegeven geboortedatum van eiser ongeloofwaardig is, omdat hij wisselend heeft verklaard over deze datum. De rechtbank stelt vast dat de geboorteakte die eiser heeft overgelegd niet voldoende bewijs biedt om de geboortedatum te bevestigen, en dat verweerder zich terecht heeft gebaseerd op een eerdere verklaring van eiser in Italië.

Daarnaast heeft de rechtbank de seksuele gerichtheid van eiser als ongeloofwaardig beoordeeld. Eiser heeft vaag en summier verklaard over zijn biseksualiteit en heeft inconsistenties in zijn verklaringen laten zien. De rechtbank concludeert dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn seksuele gerichtheid aannemelijk te maken. De rechtbank wijst erop dat de persoonlijke verklaring van eiser over zijn geaardheid cruciaal is voor de beoordeling van zijn asielrelaas, en dat hij niet aan de verwachtingen heeft voldaan die aan hem gesteld mogen worden.

De rechtbank komt tot de conclusie dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep ongegrond. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.13209

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummeraanduiding]
(gemachtigde: mr. F. Lavell),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Zweerts).

ProcesverloopBij besluit van 22 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.13210, plaatsgevonden op 14 juli 2020. Eiser is niet verschenen. De gemachtigde van eiser is, met bericht van verhindering, ook niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Gambia heeft verlaten vanwege problemen met zijn biseksuele geaardheid. Hij is op school betrapt met een jongen, [A] , toen zij aan het kussen waren. De politie is toen gebeld en zij zijn meegenomen naar het politiebureau. Eiser heeft in de gevangenis vastgezeten en is daar ook mishandeld. Uiteindelijk heeft zijn oom geld betaald waardoor eiser werd vrijgelaten. Toen zijn oom bij thuiskomst boos op hem werd, heeft eiser geld van zijn oom gepakt en is hij vertrokken.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
 Identiteit, nationaliteit en herkomst;
 De seksuele gerichtheid van eiser;
 Problemen ten gevolge van de seksuele gerichtheid van eiser.
Verweerder heeft alle elementen (deels) ongeloofwaardig geacht. De rechtbank zal de zaak per element behandelen.
3. Over het beroepschrift van eiser overweegt de rechtbank eerst nog als volgt. Eiser heeft aangevoerd dat de zienswijze van 27 mei 2020 als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. De rechtbank overweegt dat eiser hiermee de standpunten van verweerder in het bestreden besluit niet gemotiveerd heeft betwist. De enkele verwijzing naar de zienswijze, zonder een gemotiveerde toelichting hierop in het beroepschrift of op zitting, kan geen grond bieden voor het oordeel dat verweerder zich niet op die standpunten heeft mogen stellen. Dit punt van het beroepschrift kan dan ook niet leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
Identiteit, nationaliteit en herkomst.
4. Met betrekking tot het eerste element heeft verweerder de door eiser in beroep gestelde geboortedatum van [datum 1] 2001 niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft wisselend verklaard over zijn geboortedatum. Dat [datum 1] 2001 op een door eiser overgelegde geboorteakte staat maakt niet dat verweerder van deze datum uit hoeft te gaan. Volgens een onderzoek door Bureau Documenten van 30 juni 2017 kan immers niet worden vastgesteld of de geboorteakte bevoegd is opgemaakt en afgegeven, en of het inhoudelijk juist is. Verweerder houdt daarom de datum [datum 2] 1998 aan, die eiser bij aankomst in Italië heeft opgegeven.
5. Eiser heeft in beroep naar voren gebracht dat verweerder ten onrechte niet is uitgegaan van de geboortedatum op de geboorteakte, en dat verweerder ten onrechte aan eiser heeft tegengeworpen dat hij wisselend over zijn geboortedatum heeft verklaard. De geboorteakte is door onderzoek van Bureau Documenten waarschijnlijk echt bevonden, en als het document echt is, dan zijn de gegevens op dat document ook echt. Het rapport van Bureau Documenten biedt geen aanknopingspunten voor het standpunt van verweerder dat de gegevens misschien niet door een bevoegd persoon zijn aangebracht. Dat eiser verschillende geboortedata heeft opgegeven komt doordat hij getraumatiseerd is door zijn ervaringen in Libië en zijn overtocht naar Italië. Daardoor wist hij zijn geboortedatum niet.
6. De rechtbank stelt voorop dat een door Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies is aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden, waarvan verweerder in beginsel mag uitgaan. [1] Indien verweerder een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, dient hij zich er ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van te vergewissen dat dit advies zorgvuldig en – naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Indien dit het geval is, kan de betrokken vreemdeling de uitkomst van het advies slechts met succes bestrijden door een andersluidende contra-expertise van een deskundige in te brengen.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser geen contra-expertise heeft ingebracht en ook geen redenen naar voren heeft gebracht waarom verweerder niet van de conclusies uit dit rapport mocht uitgaan. Verweerder heeft zijn standpunt over de bewijswaarde van de geboorteakte dus mogen baseren op dit rapport. In het rapport staat dat niet kan worden vastgesteld of het document bevoegd is opgemaakt en afgegeven, en of het document inhoudelijk juist is. Dat het document zelf wel waarschijnlijk echt is bevonden, kan aan die conclusies niet afdoen. Daarom heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat aan het rapport van Bureau Documenten niet de waarde kan worden gehecht die eiser daaraan wenst te zien. Daarnaast heeft verweerder bij zijn beslissing mogen betrekken dat eiser in zijn gehoren, voor de huidige procedure maar ook voor eerdere Dublin-procedures, wisselende geboortedata heeft opgegeven en hier vaag en onduidelijk over heeft verklaard. Dat deze wisselende verklaringen het gevolg zouden zijn van traumatische gebeurtenissen van eiser heeft eiser niet onderbouwd. Verweerder mocht uitgaan van de geboortedatum die eiser in Italië heeft opgegeven. Uit rechtspraak van de ABRvS volgt immers dat de informatie uit één andere lidstaat waaruit blijkt dat de vreemdeling meerderjarig is, volstaat om de vreemdeling ook in Nederland meerderjarig te verklaren mits in Nederland geen authentieke, identificerende documenten zijn overgelegd. [2] Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de door eiser opgegeven geboortedatum niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht, en niet ten onrechte is uitgegaan van de datum die eiser in Italië heeft opgegeven.
De seksuele gerichtheid van eiser
8. Verweerder heeft de seksuele gerichtheid van eiser niet geloofwaardig geacht. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser bij zijn verklaringen over zijn biseksuele geaardheid veelal blijft steken in algemeenheden en oppervlakkigheden en geen verdieping kan aanbrengen. Bovendien verklaart hij wisselend ten aanzien van zijn seksuele gerichtheid. Volgens verweerder mag van eiser worden verwacht dat hij over dit punt helder, gedetailleerd en consistent verklaart.
9. Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan de zienswijze van eiser, waarin hij zegt dat zijn seksuele gerichtheid niet automatisch inhoudt dat hij meer dan hij nu heeft gedaan kan verklaren hoe hij zich realiseerde dat hij biseksueel was en hoe hij dat persoonlijk heeft beleefd. Hij verschilt hierin niet van heteroseksuelen die ook niet in staat zijn een uitgebreide beschouwing te geven van hoe zij het ervaren als zij zich tot iemand aangetrokken voelen. Hij beschouwt zijn seksuele gerichtheid als een gegeven. Verder stelt eiser dat verweerder onvoldoende betekenis heeft gehecht aan de door eiser overgelegde foto’s en mededelingen over zijn actieve deelname aan de COC-bijeenkomsten.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de seksuele gerichtheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Het persoonlijke verhaal van eiser over zijn seksuele gerichtheid en zijn gevoelens hierbij betreffen de kern van het asielrelaas. Er mag daarom wat van eiser verwacht worden op dit punt. Bij de beoordeling van het asielrelaas heeft verweerder de verklaringen over de persoonlijke belevingen van eiser en de manier waarop hij en zijn omgeving met zijn geaardheid zijn omgegaan van groot belang mogen achten. Dit geldt te meer nu biseksualiteit als onacceptabel en verwerpelijk wordt gezien in het land van herkomst. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser vaag, oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn seksuele geaardheid en wat dit voor hem heeft betekend, en dat van hem meer verwacht mocht worden. Zo is meermalen geprobeerd om door middel van verschillende vraagstellingen inzicht te krijgen in de persoonlijke beleving van eiser, maar blijft hij bij de beantwoording enkel over zijn seksuele gevoelens spreken. Verweerder heeft tevens mogen vinden dat eiser vaag, summier en oppervlakkig heeft verklaard over de manier waarop hij erachter kwam dat hij biseksueel, dan wel homoseksueel is en ook dat hij geen heldere verklaringen over zijn relatie met [A] heeft afgelegd. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat eiser over bepaalde onderwerpen betreffende zijn seksuele geaardheid tegenstrijdig heeft verklaard. Zo heeft hij in zijn aanvullend gehoor verklaard dat hij depressief werd en moeilijk kon ademhalen op het moment dat hij vernam dat hij zich niet zo mocht voelen in de Gambiaanse maatschappij, maar heeft hij in het nader gehoor verklaard dat hij er niet zo over na heeft gedacht en alleen maar bezig was met de leuke dingen.
11. Met betrekking tot de foto’s en deelname van eiser bij de COC overweegt de rechtbank als volgt. De kern van de beoordeling van het asielrelaas is de eigen verklaring van eiser over zijn geaardheid. De foto’s van bij het COC en zijn mededelingen over zijn deelname aan COC bijeenkomsten kunnen wellicht als ondersteuning van de gestelde seksuele geaardheid dienen, maar laten onverlet dat eiser in beginsel zelf aan de hand van zijn verklaringen zijn seksuele geaardheid aannemelijk moet maken. [3] Zoals verweerder niet ten onrechte heeft gesteld, heeft eiser dat niet gedaan. Verweerder heeft ook mogen vinden dat de kennis over het COC niet maakt dat de seksuele gerichtheid aannemelijk wordt geacht gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en verweerder heeft mogen vinden dat de foto’s op zichzelf ook niets zeggen over eiser zijn seksuele gerichtheid. Aan deze foto’s en mededelingen kan daarom niet de door eiser gewenste waarde worden toegekend.
Problemen ten gevolge van de seksuele gerichtheid van eiser
12. Verweerder heeft de problemen die eiser ten gevolge van zijn seksuele gerichtheid heeft ondervonden ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft hiertoe gesteld dat eiser over verschillende onderdelen in zijn verhaal tegenstrijdig en soms ook vaag, summier en wisselend heeft verklaard. Eiser stelt dat verweerder deze problemen wel geloofwaardig had moeten vinden.
13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de problemen die eiser zegt te hebben gehad vanwege zijn seksuele gerichtheid niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser heeft immers wisselend, vaag en tegenstrijdig verklaard over verschillende onderdelen in zijn verhaal, namelijk over door wie hij is betrapt en hoe de docenten hiervan op de hoogte zijn geraakt, en hoe de persoon die hen betrapte reageerde. Verweerder heeft zich hierover terecht op het standpunt gesteld dat als eiser dit niet meer wist hij dat tijdens de gehoren had moeten melden. Verder heeft verweerder mogen vinden dat eiser wisselend heeft verklaard over hoe lang hij heeft vastgezeten op het politiebureau. Eiser heeft ook niet goed uit kunnen leggen waarom hij zo wisselend over verschillende onderdelen heeft verklaard. Voorts heeft eiser in het aanvullend gehoor pas voor het eerst verklaard dat hij voor de rechter moet verschijnen. Ook hier heeft eiser geen goede verklaring voor kunnen geven.
Conclusie
14. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden niet slagen. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser valse informatie over zijn geboortedatum heeft verstrekt. Hiervoor verwijst de rechtbank naar rechtsoverweging 7. Het beroep is dan ook ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal-van der Veen, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie onder meer Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 3 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1768) en ABRvS 9 juni 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:1695).
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 17 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:134) en ABRvS 14 juli 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1911).
3.ABRvS 27 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2940).