ECLI:NL:RBDHA:2020:8476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
1 september 2020
Zaaknummer
NL20.13370
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen staandehouding en ophouding in vreemdelingenrechtelijke context

Op 22 juli 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Guman, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. D. Berben. Eiser, die de Ghanese nationaliteit claimt, werd op 30 juni 2020 aangehouden wegens overtreding van artikel 447E van het Wetboek van Strafrecht. De aanhouding vond plaats nadat verbalisanten hem zagen terwijl hij asbestplaten in stukken sloeg. Eiser had geen geldig identiteitsbewijs en toonde een papieren kopie van zijn Spaanse vreemdelingendocument, wat niet voldeed als legitimatie. De rechtbank oordeelde dat er een niet-vreemdelingenrechtelijke aanleiding was voor de aanhouding, waardoor deze rechtmatig was. Eiser stelde dat de ophouding onrechtmatig was, omdat er geen strafrechtelijke aanleiding zou zijn geweest voor de staandehouding. De rechtbank verwierp deze stelling, verwijzend naar de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat de rechter in vreemdelingenzaken niet kan oordelen over de aanwending van andere bevoegdheden dan die bij of krachtens de Vreemdelingenwet zijn toegekend.

Daarnaast voerde eiser aan dat de huidige situatie in Spanje, die zwaar getroffen is door de coronacrisis, niet in aanmerking was genomen bij de ophouding. De rechtbank oordeelde echter dat de coronasituatie in Spanje geen belemmering vormt voor de ophouding op grond van artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees een verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.13370
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummeraanduiding]

(gemachtigde: mr. S. Guman), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. D. Berben).

Procesverloop

Op 30 juni 2020 omstreeks 17:25 uur is eiser aangehouden wegens overtreding van artikel 447E van het wetboek van Strafrecht.
Op 30 juni 2020 om 23:02 uur is eiser overgebracht en opgehouden op grond artikel 50, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Op 1 juli 2020 omstreeks 11:00 uur is de maatregel van de ophouding opgeheven.
Eiser heeft hiertegen en tegen de daaraan voorafgaande staandehouding beroep ingesteld. Eiser heeft hierbij verzocht om schadevergoeding.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juli 2020. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Eiser stelt dat hij de Ghanese nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [geboortedatum] 1960.
Eiser voert aan dat sprake is van een verkapte vreemdelingrechtelijke staandehouding. Volgens eiser was er geen strafrechtelijke aanleiding om hem staande te houden. Het enkele feit dat eiser afvalplaten aan het stuk slaan was, levert nog geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf op. De staandehouding en de daarop volgende ophouding is daarom onrechtmatig, aldus eiser.
3. Op basis van het proces-verbaal van bevindingen van 30 juni 2020 stelt de rechtbank het volgende vast. Verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , kregen op 30 juni 2020 van de centrale meldkamer de opdracht om naar de [adres] in [plaatsnaam] te gaan. Daar zagen verbalisanten dat een drietal personen, waaronder eiser, platen in stukken sloegen. Deze stukken stopten zij vervolgens in plastic asbestzakken. Omdat het kennelijk om asbestplaten ging, hebben de verbalisanten eiser om zijn legitimatiebewijs gevraagd. Eiser zei tegen de verbalisanten dat hij geen identiteitsbewijs had en liet hun een papieren kopie van zijn Spaanse vreemdelingendocument zien. Omdat een kopie van een vreemdelingendocument geen geldig legitimatiebewijs is, hebben de verbalisanten eiser vervolgens aangehouden wegens overtreding van artikel 447E van het Wetboek van Strafrecht. Uit het proces-verbaal volgt voldoende duidelijk dat er een niet vreemdelingenrechtelijke aanleiding was om eiser te vragen om een legitimatiebewijs. Er was vervolgens sprake van een strafrechtelijke aanhouding. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is het niet aan de rechter in vreemdelingenzaken te oordelen over de aanwending van andere dan bij of krachtens de Vw toegekende bevoegdheden. Daartoe moet men zich wenden tot de voor toetsing van strafrechtelijk optreden aangewezen rechter of tot een rechter met algemene bevoegdheid. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
4. Eiser voert verder aan dat verweerder bij ophouding onvoldoende rekening heeft gehouden met de huidige situatie in Spanje. Spanje is namelijk zwaar getroffen door de coronacrisis. Eiser is daarom bang om terug te gaan naar Spanje.
5. De rechtbank is van oordeel dat de huidige situatie in Spanje niet aan een ophouding op grond van artikel 50, derde lid, van de Vw in de weg staat. Het enkele feit dat het coronavirus ook in Spanje heerst, maakt niet dat het verblijf van eiser in Spanje niet kan worden onderzocht. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Karman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
22 juli 2020

Documentcode: DSR12243502

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking.