ECLI:NL:RBDHA:2020:8437
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- J. Schaaf
- D.W.A. van Weert
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering en gezamenlijk huishouden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een bijstandsuitkering had aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas had deze aanvraag op 7 juli 2020 afgewezen, met als reden dat verzoeker en zijn ex-partner, [A], een gezamenlijk huishouden zouden voeren, wat volgens de Participatiewet (Pw) een zelfstandig recht op bijstand uitsluit. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting heeft verzoeker verklaard dat hij geen gezamenlijke huishouding voerde met [A]. Hij gaf aan dat zij geen gezamenlijke bankrekeningen of verzekeringen hadden en dat hij slechts tijdelijk bij [A] verbleef vanwege dakloosheid en de coronamaatregelen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker op maandag tot en met donderdag in de woning van [A] verbleef, maar dat hij van vrijdag tot zondag geen vast adres had. De voorzieningenrechter oordeelde dat het zwaartepunt van verzoekers leven in de woning van [A] lag, wat het onweerlegbaar rechtsvermoeden van een gezamenlijke huishouding bevestigde.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen gezamenlijke huishouding voerde. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.