In deze zaak heeft eiser op 8 augustus 2018 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 18 januari 2020 in gebreke gesteld, omdat er nog geen beslissing was genomen op zijn asielaanvraag. Op 23 juni 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit op de asielaanvraag is verstreken en dat het beroep gegrond is. Eiser heeft verzocht om de hoogte van de verbeurde dwangsom vast te stellen, welke door de rechtbank is vastgesteld op € 1.442,-. De rechtbank heeft ook overwogen dat eiser reeds driemaal is gehoord en dat verweerder geen aanvullend gehoor nodig heeft geacht. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 262,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G. Bos, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt op 27 augustus 2020.