1.4.Bij het primaire besluit heeft verweerder eiseres, onder verwijzing naar het advies
van de TC, met ingang van 1 november 2018 bovenformatief geplaatst. De functie van eiseres komt in de nieuwe situatie niet terug en er zijn geen vacante passende of geschikte functies. Met eiseres zal in het kader van een Van Werk Naar Werk (VWNW)-traject worden gezocht naar een andere, passende dan wel geschikte functie. Lukt herplaatsing niet voor 1 augustus 2020, dan zal haar per die datum eervol ontslag worden verleend.
Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Op 31 augustus 2018 is met eiseres gesproken over het overdragen van (een deel van) haar taken naar andere afdelingen. Voorts wordt voorzien in (digitale) aanpassingen van bepaalde taken.
Op 15 november 2018 heeft een hoorzitting plaatsgevonden in het kader van het bezwaar. Op verzoek van de Bezwaarschriftencommissie is op 26 november 2018, in samenspraak met eiseres, een overzicht opgesteld van alle taken van eiseres, het gemiddeld aantal uur dat aan de taken werd besteed en aan welke functie(s) deze taken worden toebedeeld.
De Bezwaarschriftencommissie heeft op 10 december 2018 geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen omdat verweerder niet zorgvuldig jegens eiseres heeft gehandeld. Zonder over de conclusie van het nadere onderzoek naar het herbeleggen van de taken de functie van grootboekmedewerker te beschikken, heeft verweerder niet kunnen beoordelen of eiseres al dan niet als functievolger kan worden aangemerkt. Met de mededeling dat eiseres als niet-functievolger wordt aangemerkt en het geuite voornemen om eiseres bovenformatief te plaatsen omdat er geen passende functie voor haar beschikbaar is, is verweerder op deze conclusies vooruitgelopen, aldus de Bezwaarschriftencommissie.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het
primaire besluit, in afwijking van het advies van de Bezwaarschriftencommissie, ongegrond verklaard. De ingangsdatum van boventalligheid wordt nader vastgesteld op 1 maart 2019 en de eventuele datum van ontslag, als herplaatsing niet lukt, wordt gewijzigd in
1 maart 2021. Voorts wordt een proceskostenveroordeling toegekend.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij stelt zich op het
standpunt dat lange tijd onduidelijk is gebleven in hoeverre haar taken, die voor een deel volgen uit wettelijke regelgeving, terugkomen in de nieuwe situatie. Verweerder heeft niet gewacht op de conclusies van het nadere onderzoek naar het herbeleggen van haar taken, waardoor geen besluit genomen had kunnen worden of zij al dan niet functievolger was en kon zij niet bovenformatief worden verklaard. Het was op dat moment niet duidelijk dat van een ongewijzigde functie geen sprake was.
4. Ingevolge artikel 10d:2 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en de
Uitwerkingsovereenkomst (CAR/UWO), zoals deze ten tijde hier van belang luidde, wordt onder boventalligheid verstaan: “De situatie dat een ambtenaar wegens reorganisatie niet kan terugkeren in de formatie na de reorganisatie”.
In artikel 5.3 van het toepasselijke Sociaal Statuut gemeente Gouda 2000 (Gemeenteblad 29 maart 2017, nr. 49937) is, voor zover van belang, bepaald dat, indien de werkgever er niet in slaagt om de ambtenaar onder te brengen bij de nieuwe werkgever dan wel een passende functie aan te bieden binnen de gemeentelijke organisatie, de werkgever en de ambtenaar zich zullen inspannen om gezamenlijk een structurele oplossing te vinden. Onderdeel van deze oplossing kan zijn tijdelijke tewerkstelling binnen de gemeentelijke organisatie, al dan niet bovenformatief.
Het bestreden besluit houdt in dat eiseres in de zin van deze bepalingen bovenformatief is geplaatst, omdat haar functie van Medewerker grootboek en betalingsverkeer in de nieuwe organisatie niet terugkomt en er geen passend of geschikte functies zijn.
5. De rechtbank overweegt dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd verweerders
besluit om haar als niet-functievolger aan te merken raakt. Hoewel dit aan eiseres in uitdrukkelijke bewoordingen is meegedeeld bij brief van 8 maart 2018, is de rechtbank van oordeel dat deze brief nog niet heeft te gelden als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de brief is geen rechtsmiddelenclausule opgenomen.
Verweerder heeft in die brief de aanwijzing als niet-functievolger behandeld als onderdeel van de herplaatsingsprocedure, die uiteindelijk de mogelijkheid biedt om een zienswijze/ bedenkingen kenbaar te maken. In het bij de adviesaanvraag van 20 november 2017 gevoegde tijdspad is de brief van 8 maart 2018 beschreven als informatief en niet, zoals bij andere brieven, als besluit. In het tijdspad is voorzien in een procedure bij de HPC. Daarna volgt de afrondingsfase, die begint met het voornemen van 8 mei 2018 en de mogelijkheid om bedenkingen in te dienen, zoals eiseres ook is meegedeeld in de brief van 8 maart 2018. Ter zitting heeft verweerder meegedeeld dat ten tijde van de brief van 8 maart 2018 er niet vanuit werd gegaan dat al sprake was van een besluit waartegen moest worden opgekomen dan wel een voornemen en dat de belangstellingsregistratie nog moest plaatsvinden. Gelet op het vorenstaande moet worden aangenomen dat verweerder de aanwijzing van eiseres als niet-functievolger heeft verweven met de besluitvorming omtrent de bovenformatieve plaatsing en dat de aanwijzing moet worden geacht in een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit te zijn omgezet bij het primaire besluit. Hieruit volgt dat eiseres tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen - onder meer - het niet-functievolgerschap.
(Vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, de Raad, van 7 november 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:2361).