ECLI:NL:RBDHA:2020:8239
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van toegang tot maatschappelijke opvang en rechtszekerheidsbeginsel in bestuursrechtelijke context
Op 5 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser zonder vaste woon- of verblijfplaats en het college van burgemeester en wethouders van een stad. De zaak betreft de beëindiging van de toegang tot maatschappelijke opvang voor de eiser, die eerder een maatwerkvoorziening had ontvangen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de maatwerkvoorziening per 20 december 2018 niet in strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank stelde vast dat het toekenningsbesluit van 6 november 2018 onjuist was, omdat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor maatschappelijke opvang. De eiser, die in het verleden in België had gewoond en daar een gevangenisstraf had uitgezeten, had niet aannemelijk gemaakt dat hij niet in staat was om zich met hulp van zijn sociale netwerk in België te handhaven. De rechtbank concludeerde dat de verweerder de toegang tot de maatschappelijke opvang terecht had beëindigd, en dat er geen sprake was van strijd met enige rechtsregel. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en de publicatie op de website van de rechtspraak volgde later.