3.4De beoordeling van de tenlastelegging.
De aangeefster heeft bij de politie het volgende verklaard. In de nacht van 2 op 3 oktober 2018 te Leiderdorp lag aangeefster op haar buik te slapen en werd zij wakker omdat ze voelde dat de verdachte op haar zat, op de achterkant van haar bovenbenen en met zijn piemel, die hij uit zijn broek had, tussen haar billen ging en tegen haar aan zat te rijden. Hij maakte een op en neer gaande beweging. Hij zat ook met zijn handen aan haar billen en kneep daarin. Aangeefster had op dat moment enkel een trui en een string aan.
Aangeefster lag naast [getuige 1] die bij haar logeerde. [getuige 1] schrok wakker en de verdachte schoot van aangeefster af en ging naast haar liggen.
Aangeefster hoorde [getuige 1] zeggen dat het licht nog aan was en dat de deur nog openstond. De verdachte stond op, deed het licht uit, ging weg en deed de deur achter hem dicht. Aangeefster stond op en deed haar kamerdeur op slot.
Aangeefster moest huilen en vertelde [getuige 1] wat de verdachte had gedaan en wat ze had gevoeld.
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij in shock verkeerde toen zij wakker werd en voelde wat er gebeurde en daardoor niks had gedaan. De aanranding ging ongeveer 1 à 2 minuten door, terwijl aangeefster wakker was, en stopte omdat [getuige 1] wakker werd. [getuige 1] vertelde dat ze wakker was geworden omdat de verdachte met zijn handen aan haar borsten had gezeten.
Aangeefster en [getuige 1] zijn weer in slaap gevallen en na het wakker worden, heeft aangeefster aan [getuige 2] verteld was er is gebeurd en daarna zijn zij samen naar de [begeleidster van aangeefster] , gegaan en heeft [getuige 2] verteld wat er was gebeurd, omdat aangeefster dit zelf niet durfde. Sinds het gebeurde slaapt aangeefster slecht.
[getuige 1] heeft verklaard zij wakker werd omdat zij iemand aan haar borst voelde zitten.
Uit reactie stootte zij aangeefster aan met haar elleboog, waardoor aangeefster wakker werd. De verdachte stond ineens op en ging de kamer uit. Hij had zijn kleding nog aan, maar [getuige 1] zag dat hij bij zijn broek iets vastmaakte. Aangeefster barstte in tranen uit en vertelde dat de verdachte met zijn blote lul aan haar had gezeten. De verdachte lag aan de buitenzijde van het bed, tegen aangeefster aan en had zijn hand over aangeefster heen toen hij [getuige 1] bij haar borst aanraakte. De verdachte zat half en lag half. Aangeefster vertelde dat ze voelde dat de verdachte tegen haar aan zat te rijden toen [getuige 1] aangeefster wakker stootte met haar elleboog. Aangeefster was erg geschrokken, omdat de verdachte al twee jaar haar huisgenoot was.
[getuige 2] heeft verklaard dat zij samen met aangeefster begeleid woont in hetzelfde huis en dat aangeefster op 3 oktober 2018, de dag nadat zij waren gaan stappen, over haar toeren bij haar aan de deur stond. Aangeefster vertelde dat toen ze wakker werd, ze voelde dat de verdachte op haar bovenbenen zat, en dat ze iets tegen haar kont voelde. Ze durfde niet te bewegen toen zij de verdachte op zich voelde. Doordat [getuige 1] ging bewegen is de verdachte weggegaan. Aangeefster was erg overstuur en huilde. [getuige 2] is met aangeefster mee gegaan naar hun begeleidster en heeft verteld wat zij van aangeefster heeft gehoord.
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op het bed van aangeefster sliep en dat hij op een hoekje van het bed, bij het voeteneinde aan de kant waar aangeefster sliep lag, met zijn voeten op de grond en zijn hoofd en rug op het bed.De verdachte heeft verklaard niet tegen aangeefster aan te hebben gelegen en ook niet aan haar te hebben gezeten.
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken, omdat er geen sprake was van dwang, nu aangeefster sliep terwijl de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hierover als volgt.
Van door een feitelijkheid dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen als bedoeld in artikel 246 Sr kan slechts sprake zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft geduld. De raadsman wijst er terecht op dat uit bestendige rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat van dulden tegen zijn of haar wil geen sprake kan zijn als het slachtoffer zich niet van de betreffende handelingen bewust is. Van een dergelijke bewustheid is geen sprake als het slachtoffer slaapt. Van opzettelijk veroorzaken dat het slachtoffer de handelingen tegen zijn of haar wil heeft geduld, kan slechts sprake zijn als de verdachte ten minste welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft geduld. Daarin ligt besloten dat de verdachte in de onderhavige zaak minstens welbewust de aanmerkelijke kans moet hebben aanvaard dat aangeefster wakker was.
In casu is verdachte op de achterkant van de bovenbenen van de aanvankelijk slapende aangeefster gaan zitten en heeft verdachte met zijn ontblote piemel heen en weer gaande bewegingen gemaakt tussen, althans tegen/bij de billen van aangeefster, terwijl hij met zijn handen in haar billen kneep. Hieruit kan worden afgeleid dat het niet ging om het voorzichtig aanraken van aangeefster. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat verdachte door op aangeefster te gaan zitten en tegen haar aan te rijden welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster wakker zou worden. Dat de inmiddels wakker geworden aangeefster, die naar eigen zeggen in shock verkeerde, zich aanvankelijk stilhield en zich niet actief verzette, doet hier niet aan af. Ook de omstandigheid dat verdachte direct met bovengenoemde handelingen stopte toen [getuige 1] wakker werd, maakt dit volgens de rechtbank niet anders.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangeefster zich bewust was van de ontuchtige handelingen en dat zij die handelingen tegen haar wil heeft geduld. Dit laatste kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid uit de omstandigheid dat verdachte onverhoeds te werk is gegaan door bovenop aangeefster te gaan zitten en de ontuchtige handelingen aan te vangen terwijl aangeefster sliep en zij zich ook overigens in een uiterst kwetsbare positie bevond (op haar buik liggend op bed met enkel een trui en een string aan), en dat verdachte deze handelingen vervolgens – nadat aangeefster wakker was geworden – één tot twee minuten heeft voortgezet. Hierbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat verdachte en aangeefster ten tijde van het tenlastegelegde feit weliswaar een vriendschappelijke relatie hadden als huisgenoten, maar geen affectieve of seksuele relatie onderhielden (en die naar eigen zeggen ook nooit hebben gehad) en dat er geen enkele indicatie is dat aangeefster expliciet, dan wel impliciet toestemming aan verdachte heeft gegeven om de betreffende handelingen bij haar te verrichten.
Er was naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van dwang.
De rechtbank is gelet op de aangifte en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat de verdachte aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Hoewel deze verklaringen op onderdelen wisselend zijn, heeft de rechtbank geen aanleiding om aan de verklaring van aangeefster te twijfelen. De verklaringen komen immers op grote lijnen overeen en de aangifte wordt bovendien ondersteund door de omstandigheid dat aangeefster na het gebeurde duidelijk overstuur was en moest huilen. Dit was ook de dag erna nog zo. De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.