ECLI:NL:RBDHA:2020:8215
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering paspoortaanvraag wegens verlies Nederlanderschap na afstandsverklaring
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een in Suriname geboren man, en de minister van Buitenlandse Zaken. Eiser had een aanvraag voor een Nederlands paspoort ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat hij volgens de minister zijn Nederlanderschap had verloren. Eiser was geboren met de Nederlandse nationaliteit, maar verkreeg op 25 november 1975 de Surinaamse nationaliteit, waardoor hij van rechtswege het Nederlanderschap verloor. Eiser had op 23 juni 2011 een verklaring van afstand van het Nederlanderschap afgelegd, wat door de minister werd aangevoerd als reden voor de afwijzing van de paspoortaanvraag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in 2000 naar Nederland was teruggekeerd en in 2001 het Nederlanderschap had herverkregen. Echter, de rechtbank oordeelde dat eiser zijn Nederlanderschap had verloren door de afstandsverklaring in 2011. Eiser betoogde dat hij onder druk was gezet om afstand te doen van zijn paspoort en dat hij geen gevaar vormde voor de openbare orde. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had geconcludeerd dat eiser geen recht had op een Nederlands paspoort, omdat hij geen Nederlander meer was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.
De uitspraak is gedaan in een enkelvoudige kamer en is gepubliceerd op de website van de rechtspraak. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.