ECLI:NL:RBDHA:2020:8150

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2020
Publicatiedatum
26 augustus 2020
Zaaknummer
C/09/590275 / FA RK 20-1675
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. drs. A.M. van der Vliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en schorsing omgangsregeling in het belang van minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2020 een beschikking gegeven inzake het gezamenlijk gezag en de omgangsregeling van twee minderjarige kinderen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De moeder, [X], heeft verzocht om met onmiddellijke ingang het eenhoofdig gezag over de kinderen te verkrijgen, omdat de vader, [Y], volgens haar niet in staat is om beslissingen te nemen in het belang van de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds de eerdere beschikking van het hof in 2017 significante wijzigingen zijn opgetreden in de omstandigheden, waaronder een verslechtering van de communicatie tussen de ouders en het blokkeren van noodzakelijke beslissingen door de vader. De rechtbank concludeert dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders als het gezamenlijk gezag voortduurt. Daarom heeft de rechtbank besloten dat de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen wordt belast.

Daarnaast heeft de rechtbank de bestaande zorg- en omgangsregeling tussen de vader en de kinderen geschorst, omdat de kinderen sinds november 2018 geen omgang meer wensen met de vader. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek te verrichten naar de situatie van de kinderen en advies uit te brengen over het contactherstel tussen de vader en de kinderen. De rechtbank heeft de beslissing over de omgangsregeling aangehouden tot 1 februari 2021, in afwachting van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft ook de proceskosten aanhouden, aangezien er nog geen eindbeslissing is genomen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 20-1675
Zaaknummer: C/09/590275
Datum beschikking: 26 augustus 2020

Gezag en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgang

Beschikking op het op 10 maart 2020 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. B.L. Lok te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 2] (gemeente [gemeente] ),
advocaat: mr. D.G.M. van den Hoogen te Leiden.
Als informant wordt aangemerkt:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • het F9-formulier van 1 juli 2020 van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier van 3 juli 2020 met bijlagen (producties 14 tot en met 23) van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier van 3 juli 2020 met bijlage van de zijde van de moeder;
Op 6 juli 2020 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en de heer [naam] namens de GI.
Van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [naam minderjarige 1] ( [voornaam minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
- [naam minderjarige 2] ( [voornaam minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats] .
- [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zijn door de vader erkend.
- [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum 1] 2012 zijn de tussen partijen
gemaakte afspraken met betrekking tot [voornaam minderjarige 1] , neergelegd in een overeenkomst,
opgenomen in een beschikking.
- Bij beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum 2] 2014 en bekrachtigd bij
beschikking van het Gerechtshof Den Haag van [beschikkingsdatum 3] 2017 zijn de vader en de
moeder gezamenlijk met het ouderlijk gezag over de kinderen belast.
- Bij de hiervoor genoemde beschikking van [beschikkingsdatum 2] 2014 heeft deze rechtbank –met
wijziging van de beschikking van [beschikkingsdatum 1] 2012 met de daarin opgenomen
afspraken van partijen – onder meer een zorgregeling tussen de vader en
de kinderen vastgesteld waarbij de kinderen kort samengevat om het weekend en een
deel van de schoolvakanties bij de vader verblijven.
- Sinds november 2018 vindt er geen omgang meer plaats tussen de vader en de
kinderen;
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft de kinderen met ingang van [datum] 2019
onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling recent is verlengd tot [datum] 2021,
waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als
gecertificeerde instelling is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot wijziging van hiervoor genoemde beschikkingen, in die zin dat:
- de moeder met onmiddellijke ingang met het eenhoofdig gezag over de kinderen
wordt belast;
- de zorg- c.q. omgangsregeling tussen de vader en de kinderen, zoals is bepaald bij
beschikking van de rechtbank van [beschikkingsdatum 2] 2014 met onmiddellijke ingang
wordt opgeheven, althans genoemde zorgregeling met onmiddellijke ingang wordt
opgeschort, in die zin dat er geen omgang tussen de kinderen en de vader zal
plaatsvinden tenzij de kinderen hier zelf om verzoeken, althans met wijziging van
voornoemde beschikking de vader met onmiddellijke ingang het recht op omgang
met de kinderen te ontzeggen, althans zodanige beslissing te nemen zoals de
rechtbank juist acht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder doet haar verzoek steunen op de stelling dat de omstandigheden van de hiervoor genoemde beschikking(en) zijn gewijzigd.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Gezag
Op grond van artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid, BW zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste en derde lid, BW van overeenkomstige toepassing. Dit leidt ertoe dat het gezamenlijk gezag slechts kan worden beëindigd, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is. De rechtbank stelt bij de beoordeling voorts voorop dat voor gezamenlijk gezag in het algemeen is vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij relevante gezagsbeslissingen in behoorlijk gezamenlijk overleg kunnen nemen.
Ter onderbouwing van haar verzoek stelt de moeder dat de vader niet in staat is om beslissingen te nemen in het belang van de kinderen, zoals blijkt uit haar opsomming van voorbeelden. Volgens de moeder laat de vader zijn eigen belang prevaleren boven dat van de kinderen en weigert hij stelselmatig toestemming te verlenen voor vakantie, onderzoeken en gezinsondersteuning. De jeugdbeschermer moet daarom telkens eraan te pas komen om toestemming te verkrijgen, doch deze werkwijze blijkt nu –gelet op de schriftelijke aanwijzing die aan de vader moest worden gegeven- ook niet meer te werken.
Verder betoogt de moeder dat de vader niet (zelfstandig) in staat is om gezagsbeslissingen te nemen. De vader leunt erg op zijn vader en laat zich dan ook regelmatig dicteren hoe hij zich moet gedragen tegenover de jeugdbeschermer en de moeder. De bemoeienis van opa vaderszijde wordt ook als zeer storend ervaren. De marginale communicatie tussen de ouders is hierdoor tot een dieptepunt gedaald. Er is geen normaal contact meer mogelijk, laat staan over gezagsbeslissingen, aldus de moeder. Het enige contact tussen de ouders verloopt nu per e-mail, via de tweewekelijkse update die de moeder aan de vader verstuurt en waarop hij slechts drie keer heeft gereageerd.
Concluderend stelt de moeder dat er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat de kinderen door voortduring van het gezamenlijk gezag klem of verloren raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hier binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen dan wel wijziging anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Om deze reden heeft de moeder haar verzoek ingediend.
De vader betwist de verwijten die de moeder hem maakt. Hij stelt ten onrechte te worden weggezet als een strijdende vader met veel problemen. De vader heeft inderdaad de nodige problemen gehad en is daar open over. Na vele behandelingen is de vader echter nu al geruime tijd in een nieuwe fase. Volgens de vader wordt hij door de moeder buiten spel gezet. De vader stelt wel kritische vragen, maar de vader betwist dat hij beslissingen van de moeder omtrent de kinderen blokkeert. De vader heeft de moeder altijd toestemming gegeven en zich geschikt naar de wensen van de moeder. De vader had er wel bezwaar tegen dat een ADHD-onderzoek voor [voornaam minderjarige 2] bij [instelling] zou gaan plaatsvinden. De vader twijfelde aan de neutraliteit van de [instelling] , omdat deze instelling de moeder eerder heeft gesteund in haar besluit om de omgang van de vader met de kinderen stop te zetten. De vader wilde dat [voornaam minderjarige 2] door een kinderarts of psychiater zou worden onderzocht, iemand met een bredere blik, die ook kan zien of de concentratieproblemen bij [voornaam minderjarige 2] bijvoorbeeld met een loyaliteitsconflict te maken hebben. De vader heeft de overtuiging dat sprake is van oudervervreemding en meent dat de kinderen nog verder weg van de vader zullen drijven als de moeder het eenhoofdig gezag krijgt. De vader doet een beroep op de uitspraak van de Hoge Raad van 27 maart 2020 (ECLI:NL:HR:2020:533).
De GI heeft ter zitting aangegeven dat sinds oktober/november 2019 is geprobeerd om van de vader toestemming te krijgen voor het ADHD onderzoek en mogelijk ook behandeling van [voornaam minderjarige 2] , dat een schriftelijke aanwijzing nodig is geweest en dat deze schriftelijke aanwijzing in maart 2020 door de kinderrechter is bekrachtigd. Voor [voornaam minderjarige 2] zijn zo vele maanden verloren gegaan. De GI loopt er ook tegen aan dat het telkens heel lang duurt om met de vader in contact te komen.
De rechtbank is van oordeel dat omstandigheden sinds de beschikking van het hof van [beschikkingsdatum 3] 2017 zijn gewijzigd en overweegt als volgt.
Vaststaat dat, sinds het verbreken van de relatie, sprake is van een gespannen onderlinge verhouding en een gebrek aan wederzijds vertrouwen tussen de ouders. Bij de beslissing van [beschikkingsdatum 3] 2017 van het hof om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten, heeft het hof onder meer meegewogen dat, ondanks de strijd van de ouders op communicatieniveau, de ouders na een traject bij Ouderschap Blijft, in staat waren de contacten van de vader met de kinderen goed te regelen, dat de moeder weinig last ervaart van de omstandigheid dat de vader mede met het gezag over de kinderen is belast en dat niet is gebleken dat de vader de beslissingen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor de minderjarigen blokkeert of zal blokkeren.
Sindsdien is er veel gebeurd. Na een tweede suïcidepoging van de vader in juli 2017 raakt Veilig Thuis betrokken en wordt in maart 2018 hulpverlening door [instelling] opgestart. Deze hulpverlening in de vorm van gezinscoaching komt niet goed van de grond. Eind oktober 2018 doet [instelling] een Verzoek tot Onderzoek, inmiddels is de omgang tussen de vader en de kinderen door de moeder stopgezet. Op [datum] 2019 worden de kinderen onder toezicht gesteld omdat de kinderen opgroeien in een zeer complexe echtscheidingssituatie waarbij de spanningen tussen de ouders blijven voortduren. De ondertoezichtstelling is inmiddels verlengd tot [datum] 2021.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en uit wat ter zitting is besproken, voldoende is gebleken dat de vader, na de beschikking van het hof van [beschikkingsdatum 3] 2017, diverse beslissingen, die voor het welzijn van de kinderen van belang zijn, heeft geblokkeerd, waardoor passende hulpverlening voor de kinderen niet of met grote vertraging van de grond komt, zoals de hulpverlening/gezinscoaching door [instelling] (via methodiek van NIKA, video-observaties), de voor [voornaam minderjarige 2] voorgestelde IQ-test en het voor [voornaam minderjarige 2] gewenste ADHD-onderzoek. Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank een onaanvaardbaar risico dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] klem of verloren raken – voor zover zij dat niet al zijn – tussen hun ouders indien zij gezamenlijk belast blijven met het gezag.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de vader dat het eenhoofdig gezag van de moeder, de kinderen nog verder weg bij de vader zullen drijven. De vader blijft altijd de vader van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , eenhoofdig gezag doet daaraan niet af. De kinderen en de vader houden onverminderd recht op omgang met elkaar. Het is de rechtbank niet gebleken dat de moeder het contactherstel tussen de vader en de kinderen frustreert of hulp daarbij heeft geweigerd. Bovendien heeft de moeder (onbetwist) gesteld dat zij de vader iedere veertien dagen per mail over de kinderen informeert. Er is, mede gelet op de bevindingen van de GI, geen reden om aan te nemen dat het onverantwoord zou zijn als de moeder als enige het gezag over de kinderen heeft. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om, zoals de vader heeft verzocht, de Raad voor de Kinderbescherming te vragen om advies omtrent het gezag.
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op het voorgaande, voldoende feiten en omstandigheden zijn gebleken die met zich brengen dat het gezamenlijk gezag in het belang van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] moet worden gewijzigd, in die zin dat de moeder wordt belast met het eenhoofdig gezag.
Zorg- c.q. omgangsregeling
Blijkens artikel 1:253a, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) juncto artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd.
Met betrekking tot de vraag of een ouder het recht op contact kan worden ontzegd, verklaart artikel 1:253a, vierde lid, BW het derde lid van artikel 1:377a BW van overeenkomstige toepassing. In artikel 1:377a, derde lid, BW staan de gronden opgesomd voor ontzegging van het recht op contact, welke gronden als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat contact in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De moeder betoogt dat uit alles blijkt dat de vader niet in staat is om een veilige en stabiele omgeving voor [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te bieden. Beide kinderen hebben angst voor de vader en zijn zeer getraumatiseerd door de gebeurtenissen in het verleden. Trajecten om het verleden te verwerken worden door de vader geblokkeerd. Sinds november 2018 hebben de kinderen, op hun verzoek, geen omgang meer met de vader. De moeder heeft daarom dit verzoek ingediend.
De vader acht dit verzoek prematuur. Ouders zijn aangemeld voor het [instantie] . De vader heeft geen nakoming van de vastgelegde omgangsregeling verzocht en is bereid om toe te zeggen dat hij ook geen procedures over een spoedige herstart zal starten. De moeder heeft bij haar verzoek geen belang. Het is de moeder die het contact en de omgang afhoudt.
De GI heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat het contact tussen de vader en de kinderen niet tot stand is gekomen omdat de kinderen niet willen. De GI wil heel graag dat het contact weer tot stand komt en heeft allerlei mogelijkheden aan de kinderen voorgelegd, maar ze blijven nee zeggen. De GI kan de kinderen niet dwingen. De GI weet niet welke hulpverlening nog voor de kinderen kan worden ingezet.
De rechtbank stelt voorop dat de zorg-/omgangsregeling zoals deze is vastgelegd in de beschikking van [beschikkingsdatum 2] 2014 inmiddels bijna twee jaar niet meer wordt nagekomen.
Tussen de ouders is niet in geschil dat onbegeleide omgang tussen de vader en de kinderen op dit moment niet aan de orde is. De vraag is hoe het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] weer kan worden hersteld. Hoewel beide ouders lijken open te staan voor het opstarten van begeleide omgang bij het [instantie] , benadrukken zowel de moeder als de GI dat zij de kinderen niet willen dwingen. In de verslagen van [instelling] komt dit ook terug. De rechtbank vindt het zorgelijk dat het, mede gelet op de jeugdige leeftijd van de kinderen, aan de kinderen wordt gelaten of het begeleide contact met de vader tot stand komt of niet. Nu de kinderen veel hebben meegemaakt, EMDR bij [voornaam minderjarige 2] niet succesvol is geweest, de kinderen volgens de GI en verslagen van [instelling] niet open staan voor contact met de vader, en de GI desgevraagd ook niet weet welke hulpverlening zij nog kan inzetten om een doorbraak te realiseren, heeft de rechtbank behoefte aan nader advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) met betrekking tot het contact(-herstel) tussen vader en de kinderen.
De rechtbank verzoekt de Raad een onderzoek te verrichten naar de zorgelijke situatie van de hiervoor genoemde minderjarigen [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] , en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen over in ieder geval de volgende drie concrete vragen van de rechtbank:
Is in dit concrete geval sprake van redenen tot ontzegging van het recht op omgang tussen [voornaam minderjarige 1] en/of [voornaam minderjarige 2] en de vader, zoals genoemd in artikel 1:377a lid 3 BW, en zo ja, welke concrete redenen?
Zo nee, welke concrete contact/omgangsregeling tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] is het meest in het belang van de minderjarigen en
Welke hulpverlening, en voor wie, kan in deze concrete situatie nog worden ingezet om het contact tussen de vader en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te herstellen?
De rechtbank zal, in afwachting van de resultaten van het raadsonderzoek, de zorgregeling zoals is vastgelegd sinds [beschikkingsdatum 2] 2014 schorsen en de beslissing op verzoek van de moeder ter zake van de omgang voor het overige aanhouden tot 1 februari 2021.
Het voorgaande neemt niet weg dat de GI en de moeder gehouden zijn zich, met alle mogelijke middelen, te blijven inzetten voor het realiseren van contactherstel tussen de vader en de kinderen.
Proceskosten
De rechtbank zal de beslissing ten aanzien van de proceskosten eveneens aanhouden, nu nog geen eindbeslissing zal worden gegeven.

BeslissingDe rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van [beschikkingsdatum 2] 2014 en bekrachtigd bij beschikking van het Gerechtshof Den Haag van [beschikkingsdatum 3] 2017 – :

bepaalt dat voortaan alleen aan de moeder het gezag zal toekomen over de minderjarigen:
- [naam minderjarige 1] ( [voornaam minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum 1] 2009 te [geboorteplaats] ,
- [naam minderjarige 2] ( [voornaam minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2012 te [geboorteplaats] .
*
schorst voorlopig de op [beschikkingsdatum 2] 2014 vastgelegde zorg/omgangsregeling tussen de vader en voornoemde minderjarigen;
*
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een kort onderzoek te verrichten met het hiervoor in het lichaam omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen; de Raad kan daartoe telefonisch een eerste afspraak maken met de ouders, die te bereiken zijn op de volgende telefoonnummers: [telefoonnummer 1] (mr. B.L. Lok te Zoetermeer, advocaat van de moeder) en [telefoonnummer 2] (mr. D.G.M. van den Hoogen te Leiden, advocaat van de vader);
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken zal toesturen aan de Raad voor de Kinderbescherming en aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering;
uiterlijk op
15 januari 2021dient de Raad voor de Kinderbescherming zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
stelt partijen in de gelegenheid om
binnen twee weken na ontvangst van het raadsrapportschriftelijk op dat rapport te reageren;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van zorgregeling/omgang en proceskosten aan tot 1 februari 2021 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. A.M. van der Vliet, kinderrechter, bijgestaan door mr. M.G. Coopmans-Veraa als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 augustus 2020.