Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[verweerder],
BESLISSING
,voornoemd, in staat van faillissement;
advocaat te 's-Gravenhage;
Rechtbank Den Haag
Op 25 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure tegen een natuurlijke persoon die zonder vaste woon- of verblijfplaats is. De verzoeksters, drie stichtingen die pensioen- en opleidingsfondsen beheren, hebben een verzoekschrift ingediend tot faillietverklaring van de verweerder, die een eenmanszaak in de bouwsector heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om een insolventieprocedure te openen, moet worden beoordeeld aan de hand van de Europese Insolventieverordening. De rechtbank concludeert dat het centrum van de voornaamste belangen van de verweerder vermoedelijk in Nederland ligt, ondanks zijn emigratie naar een onbekend land. Dit is gebaseerd op de inschrijving van de eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel, die als objectief criterium dient voor de locatie van het beheer van zijn belangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder op 18 augustus 2020 is opgeroepen en dat hij niet in raadkamer is verschenen. De rechtbank heeft summierlijk gebleken van feiten die aantonen dat de verweerder in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Daarom heeft de rechtbank besloten om de faillietverklaring uit te spreken. De rechtbank benoemt mr. A.C.M. Höppener tot rechter-commissaris en mr. J.E.M. van den Bemt als curator. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier R. Becker en is openbaar uitgesproken.