Op 17 augustus 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een vrouw, geboren in 1971, die momenteel verblijft in een accommodatie. De officier van justitie had op 13 augustus 2020 een verzoek ingediend tot voortzetting van de crisismaatregel, die eerder op 12 augustus 2020 was opgelegd. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden, vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen in verband met COVID-19. Tijdens de zitting zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, een arts, en de advocaat van de betrokkene, mr. M.J.A. Grimmelikhuijsen.
De betrokkene heeft verklaard dat ze een goede nacht heeft gehad, maar is bang haar kinderen en hulphond kwijt te raken. Ze heeft een verleden als remedial teacher en heeft eerder vrijwillig hulp gezocht. De arts heeft echter zorgen geuit over haar manische toestandsbeeld en het gebrek aan ziektebesef. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder ernstig lichamelijk letsel en psychische schade, en dat de betrokkene regelmatig in conflict komt met anderen.
De rechtbank oordeelt dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om het dreigende nadeel af te wenden. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend voor een periode van drie weken, tot en met 7 september 2020. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen. Deze beschikking is gegeven door rechter N.B. Verkleij, bijgestaan door griffier K.A.M. Boeije, en is uitgesproken ter openbare zitting.