ECLI:NL:RBDHA:2020:7981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
21 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.7532
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van beslissing op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiser op 25 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 5 september 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft op 23 april 2020 een verweerschrift ingediend. Door de coronamaatregelen is de behandeling van de zaak enige tijd aangehouden. Eiser heeft op 24 mei 2020 gereageerd op het verweerschrift en verzocht om een beslissing op zijn beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, zoals voorgeschreven in de Vreemdelingenwet 2000, is verstreken. Eiser heeft verweerder op 8 maart 2020 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend.

De rechtbank overweegt dat, ingevolge de Algemene wet bestuursrecht, indien het beroep gegrond is, de rechtbank kan bepalen dat het bestuursorgaan binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit moet nemen. In dit geval heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen zes weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eiser. Tevens is er aanleiding om een dwangsom van € 100,- per dag op te leggen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, begroot op € 262,50.

De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, en is bekendgemaakt op 21 augustus 2020. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.7532

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 25 maart 2020 beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 5 september 2019.
Verweerder heeft op 23 april 2020 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 20 mei 2020 heeft de rechtbank partijen geïnformeerd dat de zaak tot nader bericht wordt aangehouden omdat besluitvorming niet kan plaatsvinden door omstandigheden die samenhangen met de coronamaatregelen. Na versoepeling van de coronamaatregelen heeft de rechtbank de behandeling van de zaak hervat.
Eiser heeft op 24 mei 2020 gereageerd op het verweerschrift en de brief van de rechtbank.
Bij brief van 13 augustus 2020 heeft eiser gevraagd op het beroep te beslissen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
3. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Ingevolge artikel 4:13, eerste lid, van de Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn.
6. Ingevolge artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking gegeven.
7. Eiser heeft op 5 september 2019 een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend. Op grond van artikel 42, eerste lid, Vw had verweerder uiterlijk op 4 maart 2020 op de aanvraag moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat deze beslistermijn is verstreken.
8. De rechtbank stelt voorts vast dat eiser verweerder bij brief van 8 maart 2020 heeft meegedeeld dat hij in gebreke is en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
9. De rechtbank is met verweerder van mening dat het beroep terecht is ingediend omdat de wettelijke beslistermijn is verstreken en de ingebrekestelling van 8 maart 2020 geldig is.
10. Het beroep is kennelijk gegrond.
11. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Volgens het derde lid kan de rechtbank in bijzondere gevallen of indien naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.
12. Verweerder heeft in het verweerschrift van 23 april 2020 uitvoerig toegelicht wat de stand van zaken is rondom het wegwerken van de capaciteitsproblemen die aan tijdige besluitvorming in de weg staan en wat in de uitvoeringspraktijk, onder de huidige omstandigheden, een haalbare en realistische maatwerkvoorziening of -termijn is. Verweerder heeft maatregelen getroffen die ten doel hebben de verspreiding van het coronavirus in te dammen. De getroffen maatregelen hebben gevolgen voor het werkproces bij verweerder en het contact tussen vreemdelingen en hun advocaten. De geldende maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus hebben invloed op de aanvraag van eiser, omdat hij nog gehoord moeten worden.
13. In de brief van 13 augustus 2020 schrijft eiser dat hij op 30 juli 2020 is gehoord en dat het daarna oorverdovend stil is geworden aan de zijde van verweerder: geen beslissing, geen mededeling VA. Eiser verzoekt de rechtbank zo snel mogelijk een beslissing te geven en verweerder een korte beslistermijn op te leggen, maximaal 8 weken na 30 juli 2020.
14. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek van eiser alleszins redelijk. Mede onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560) zal de rechtbank, nu eiser kennelijk wel al is gehoord en rekening houdend met de naleving van andere wettelijke voorschriften, bepalen dat verweerder binnen een termijn van zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag moet bekendmaken.
15. De rechtbank ziet voortaan, in lijn met inmiddels landelijk afgesproken beleid, in beginsel aanleiding om te bepalen dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
16. Voorts is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 262,50 (1 punt, wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van in totaal € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L.L. van den Akker, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.