ECLI:NL:RBDHA:2020:7939

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
19 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.12335
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en de beoordeling van veilig derde land in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Venezolaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op grond van de stelling dat Brazilië, waar eiser eerder verbleef, als veilig derde land kan worden beschouwd. Eiser heeft in zijn beroep aangevoerd dat de besluitvorming onzorgvuldig was en dat zijn verklaringen over de bedreigingen die hij in Brazilië had ondervonden niet adequaat waren beoordeeld. Tijdens de zitting op 11 augustus 2020 heeft eiser zijn situatie toegelicht, waarbij hij werd bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende externe geloofwaardigheidsindicatoren heeft betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond dat Brazilië daadwerkelijk als veilig derde land kan worden aangemerkt voor eiser, gezien de criminele situatie en corruptie in het land. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten van eiser heeft toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.12335

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W. Griffioen).

ProcesverloopBij besluit van 8 juni 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw R.C. Pronk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Venezolaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft het volgende aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser heeft tot augustus 2014 in Venezuela gewoond, maar heeft dat land verlaten vanwege de algemene situatie daar. Hij is samen met zijn echtgenote, die de Braziliaanse nationaliteit heeft, naar Brazilië verhuisd. Sinds 9 oktober 2014 heeft eiser daar een permanent verblijfsrecht. Eiser werkte als beveiliger in een apotheek. Hij heeft tweemaal, op 8 juni 2018 en eind 2018, in opdracht van zijn werkgever aangifte gedaan van een overval op of inbraak in de apotheek. Als gevolg van deze aangiftes is een gewapende bende nu naar hem op zoek. Zij zijn meerdere malen bij het werk van eiser langs geweest om naar hem te vragen. Eiser weet niet welke bende achter hem aan zit. Hij heeft geen bescherming gevraagd bij de Braziliaanse autoriteiten omdat de overheid corrupt is. Veel politieambtenaren en overheidsfunctionarissen zijn betrokken bij de misdaden in Brazilië. Op 16 juli 2019 heeft eiser Brazilië verlaten en op 18 juli 2019 is hij Nederland ingereisd.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder c, Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat Brazilië voor eiser als veilig derde land wordt beschouwd. Het is aannemelijk dat eiser weer wordt toegelaten tot Brazilië, omdat hij beschikt over een verblijfsstatus. Eiser heeft ook banden met Brazilië, omdat hij daar van augustus 2014 tot juli 2019 heeft gewoond en gewerkt, hij een vaste aanstelling als beveiliger in een apotheek had en zijn echtgenote en moeder in Brazilië wonen. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat Brazilië voor hem niet als veilig derde land kan worden aangemerkt. De gestelde problemen worden niet geloofwaardig geacht. Gevolgd wordt weliswaar dat eiser als beveiliger van een apotheek heeft gewerkt en in die hoedanigheid aangifte heeft gedaan, maar niet dat hij naar aanleiding daarvan wordt vervolgd door een georganiseerde bende.
3.1
Het standpunt van verweerder ten aanzien van de geloofwaardigheid van de door eiser afgelegde verklaringen, zoals volgt uit het voornemen, het besluit en de toelichting van verweerder daarop ter zitting, komt in de kern op het volgende neer. Verweerder vindt het ongerijmd dat eiser stelt dat hij wordt gezocht door een bende, maar dat hij nooit met deze personen is geconfronteerd. Hij heeft verklaard dat de bendeleden hem kwamen opzoeken in de apotheek, maar door louter toeval kwam het nooit tot een confrontatie, omdat hij de ene keer lunchpauze had en de andere keer een vrije dag. Het overtuigt niet dat eiser bij toeval zou zijn ontkomen. Dat eiser de daders nooit heeft ontmoet, doet ernstige afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn gestelde problemen. Bovendien vindt verweerder het ongerijmd dat eiser heeft verklaard dat zijn leven na de eerste aangifte in juni 2018 gevaar liep, maar dat hij wel ruim een jaar zijn functie als apotheekbeveiliger gewoon bleef uitoefenen. Pas in juni 2019 heeft eiser zijn werk opgegeven. Niet is gebleken van een aanpassing in zijn gedrag om de gestelde dreiging af te wenden. Bovendien heeft eiser uiterst summier over de vermeende daders verklaard. Zo heeft eiser weliswaar verklaard dat het om een georganiseerde bende gaat, die bovendien zou zijn geïnfiltreerd in de politie, maar weet hij geen van deze aannames te concretiseren. Eiser heeft niet kunnen verklaren wat de naam is van de bende en welke personen hem achterna zitten. Verder wordt het ongerijmd geacht dat eiser enerzijds heeft verklaard dat de bendeleden weten waar hij woont, maar anderzijds heeft verklaard dat het op zijn huisadres nooit tot een ontmoeting met de daders is gekomen. Voor het overige geldt dat de aanleiding van de gestelde bedreiging als bevreemdend wordt aangemerkt. Niet valt in te zien wat het belang van de daders kan zijn geweest om na de aangifte van eiser vanwege de diefstal van cosmetica en dure zonnebrandprotectie, hem aanstonds te executeren. Voorgaande klemt te meer nu eiser de daders niet eens heeft kunnen identificeren, zodat niet ingezien kan worden waarom eiser voor de daders nog als bedreiging wordt gezien.
4. Eiser heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat de besluitvorming ten aanzien van de geloofwaardigheidsbeoordeling onzorgvuldig is geweest. Verweerder heeft ten onrechte niet algemene bronnen over de situatie in Brazilië betrokken. Eiser verwijst naar de Werkinstructie 2014/10 en een rapport van de Commissie de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. Eiser heeft zelf enkele artikelen overgelegd over de wijze waarop de Braziliaanse autoriteiten functioneren en die zijn relaas bevestigen:
- Resumen Latinaamericano, ‘Brazilië. “In Rio de Janeiro is de militie geen parallelle macht. Het is de staat.”’ van 9 juli 2019;
- Globo.com, ‘PM-kapitein, verdacht van het leiden van de militie in de westelijke zone van Rio, geeft zich over aan het politiebureau’ van 10 juli 2020; en
- Brazilië Nieuws, ‘Milities, een lokale dictatuur’ van 25 april 2018.
Verder heeft verweerder ten onrechte niet eisers aanvullende verklaringen over de bedreigingen die hij heeft ondervonden betrokken. Hij heeft deze verklaringen niet in het nader gehoor kunnen afleggen vanwege een trauma. Hij is sinds januari 2020 in therapie bij GZ-psycholoog mevrouw Oostrom. Inmiddels is het daardoor gelukt om over zijn traumatische ervaringen te spreken. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser een emailbericht van mevrouw Oostrom overgelegd. In de beroepsgronden zijn eisers verklaringen als volgt nader aangevuld:
“Op 6 mei 2019 is hij bij de bushalte, niet ver van zijn huis, beschoten door personen op een brommer/motor. Zij droegen een motorhelm. Zij beschoten verzoeker rijdend vanaf de brommer/motor. Door de reactie van verzoeker zelf en het gegeven dat de beschieting rijdend vanaf de brommer/motor plaatsvond denkt verzoeker dat hij daardoor deze aanslag heeft kunnen overleven. Hij heeft geprobeerd zich achter een busje te verschuilen en heeft daarbij een wond opgelopen aan zijn been. Hij heeft hieraan een litteken overgehouden. Verzoeker weet dat deze aanslag op zijn leven persoonlijk op hem gericht was omdat bij de bushalte nog een vrouw stond te wachten die niet onder vuur is genomen. Ook was het geen overval aangezien ze niet geprobeerd hebben hem iets afhandig te maken.”
Ter zitting is nog verwezen naar de zienswijze, waarin ook aanvullende verklaringen zijn afgelegd over de bedreigingen van eiser. Eiser voert aan dat op basis van deze verklaringen niet kan worden volgehouden dat hij na het doen van aangifte geen repercussies meer heeft ondervonden van de kant van de bende waartegen hij aangifte heeft moeten doen. Om die reden kan ook niet worden volgehouden dat hij niet te vrezen heeft voor vervolging of een situatie als omschreven in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.1
Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat verweerder niet algemene informatie bij de geloofwaardigheidsbeoordeling hoeft te betrekken indien de verklaringen op zichzelf al ongeloofwaardig zijn en verwezen naar de Werkinstructie. De aanvullende verklaringen zijn te laat gedaan en kunnen niet worden betrokken in de beoordeling. Ten aanzien van het gestelde trauma verwijst verweerder naar het FMMU advies en naar het feit dat uit het nader gehoor niet blijkt dat sprake is geweest van incidenten of dat eiser niet goed heeft kunnen verklaren. Verder blijkt uit de verklaring van de psycholoog niet uitdrukkelijk dat eiser al tijdens het nader gehoor niet in staat was volledig te verklaren.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt de beroepsgrond van eiser dat het besluit niet zorgvuldig is voorbereid en heeft verweerder het besluit niet zonder nader onderzoek kunnen handhaven.
Allereerst volgt de rechtbank eiser in zijn stelling dat verweerder op grond van de Werkinstructie 2014/10 en vaste jurisprudentie bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door eiser afgelegde verklaringen ook de zogenaamde externe geloofwaardigheidsindicatoren, zoals algemene bronnen, moet betrekken [1] . Verweerder heeft dit ten onrechte niet gedaan. De bronnen die eiser heeft aangehaald ondersteunen het relaas van eiser in zoverre dat daarmee is onderbouwd dat in Brazilië sprake is van criminele bendes die verweven zijn met de overheid en de gestelde corruptie van overheidsinstanties.
Daar komt bij dat verweerder de reeds in de zienswijze ingebrachte aanvullende verklaringen over de bedreigingen in 2019 in het geheel niet in het besluit heeft betrokken, terwijl verweerder als een van de kernaspecten in de geloofwaardigheidsbeoordeling heeft tegengeworpen dat eiser na de aangiftes in 2018 nimmer daadwerkelijk met bedreigingen is geconfronteerd en nog een jaar is blijven werken en pas in juni 2019 is gestopt en gevlucht. Het beroep is reeds hierom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen.
4.3 In verband met het nieuw te nemen besluit overweegt de rechtbank nog als volgt. In beroep heeft eiser door het overleggen van de email van mevrouw van Oostrom, psycholoog van de GZ, een onderbouwing gegeven van zijn stelling dat hij zijn aanvullende verklaringen over de dreigementen in 2019 niet in het nader gehoor heeft kunnen afleggen, omdat hij getraumatiseerd is. Uit deze email blijkt dat eiser op 24 januari 2020 bij een psychiater in behandeling is gekomen, maar dat destijds niet goed een vertrouwensband kon worden opgebouwd en dat hij een verwarde indruk maakte. Hij was angstig en had concrete suïcideplannen. Eerst na enige tijd is duidelijk geworden dat eiser lijdt aan diverse trauma’s en is een start gemaakt met EMDR traumabehandeling.
Weliswaar volgt de rechtbank verweerder in zijn stelling dat van trauma’s in het FMMU advies niet is gebleken en dat verweerder tijdens het nader gehoor heeft gehandeld conform het FMMU advies en uit het nader gehoor geen incidenten blijken. Dat neemt niet weg dat alsnog kan worden onderbouwd dat destijds sprake is geweest van een beperking om volledig te verklaren. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat dit niet uitdrukkelijk volgt uit de overgelegde verklaring. Naar het oordeel van de rechtbank zal eiser voorafgaand aan het nieuw te nemen besluit in de gelegenheid dienen te worden gesteld om dit standpunt aan de psycholoog voor te leggen en hierover uitleg te laten geven. Verweerder zal deze nadere verklaring dan in zijn nieuw te verrichten geloofwaardigheidsbeoordeling dienen te betrekken.
5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Putten, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier.
De uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nog niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1499).