ECLI:NL:RBDHA:2020:7780
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod voor vreemdeling zonder verblijfsrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 augustus 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en inreisverbod dat aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Pakistaanse nationaliteit, heeft nooit rechtmatig verblijf in Nederland gehad en is op 11 april 2019 op basis van een internationaal arrestatiebevel door het Verenigd Koninkrijk aan Nederland overgedragen. Eiser was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden voor mensensmokkel. De staatssecretaris heeft geoordeeld dat eiser een actuele, werkelijke en ernstige dreiging vormt voor de openbare orde, en heeft hem opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten, met een inreisverbod voor de duur van tien jaar.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij op het moment van het besluit verblijfsrecht had in Duitsland, omdat hij in het bezit was van een verblijfsdocument als familielid van een EU-burger. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verblijfsrecht van eiser in Duitsland reeds was vervallen ten tijde van het bestreden besluit. De rechtbank heeft ook overwogen dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd dat eiser een actuele dreiging vormt voor de openbare orde, onder andere door zijn eerdere veroordeling voor mensensmokkel.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geoordeeld dat er geen strijd is met artikel 8 van het EVRM, aangezien niet is gebleken van objectieve belemmeringen voor eiser en zijn echtgenote om zich in Pakistan of een ander land buiten de EU te vestigen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken, ondanks de coronamaatregelen.