In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, maar deze aanvraag werd op 20 mei 2019 door de staatssecretaris afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser niet voldeed aan het inburgeringsvereiste en niet duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikte. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 15 augustus 2019 ongegrond verklaard.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de procedure heeft eiser aangevoerd dat hij ten onrechte het middelenvereiste is tegengeworpen, aangezien hij al meer dan tien jaar over een verblijfsvergunning beschikt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de Vreemdelingenwet 2000, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die hem vrijstellen van deze vereisten.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat hij op basis van zijn diploma 'Booglassen met beklede elektroden, niveau 2' vrijgesteld zou moeten zijn van het inburgeringsvereiste. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat dit diploma niet voldoet aan de eisen voor vrijstelling, omdat het niet kan worden aangemerkt als een MBO-diploma op niveau 2. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht de aanvraag van eiser heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.