ECLI:NL:RBDHA:2020:7735

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6495
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen op basis van inburgeringsvereiste en middelenvereiste

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een Sierra Leoonse nationaliteit houder, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen, maar deze aanvraag werd op 20 mei 2019 door de staatssecretaris afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat eiser niet voldeed aan het inburgeringsvereiste en niet duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikte. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 15 augustus 2019 ongegrond verklaard.

Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de procedure heeft eiser aangevoerd dat hij ten onrechte het middelenvereiste is tegengeworpen, aangezien hij al meer dan tien jaar over een verblijfsvergunning beschikt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de Vreemdelingenwet 2000, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die hem vrijstellen van deze vereisten.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat hij op basis van zijn diploma 'Booglassen met beklede elektroden, niveau 2' vrijgesteld zou moeten zijn van het inburgeringsvereiste. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat dit diploma niet voldoet aan de eisen voor vrijstelling, omdat het niet kan worden aangemerkt als een MBO-diploma op niveau 2. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht de aanvraag van eiser heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/6495

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser] , eiser, [v-nummer]

(gemachtigde: mr. P.C.M. van Schijndel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een ‘EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen’ afgewezen. Bij dit besluit heeft verweerder ook geweigerd om eiser een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op nationale gronden te verlenen.
Bij besluit van 15 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Eiser heeft de Sierra Leoonse nationaliteit en is geboren op [geboortedag] 1985. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor een ‘EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen’.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat hij niet aan het inburgeringsvereiste voldoet en evenmin duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikt. Eiser komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op nationale gronden, omdat hij niet aan het inburgeringsvereiste voldoet. Niet is volgens verweerder gebleken dat eiser vanwege bijzondere individuele omstandigheden vrijgesteld zou moeten worden van het inburgeringsvereiste en het middelenvereiste.
3.1.
Eiser voert aan dat ten onrechte het middelenvereiste is tegengeworpen, nu hij al langer dan tien jaar over een verblijfsvergunning beschikt.
3.2.
De rechtbank volgt eiser hierin niet. Uit artikel 45b, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) volgt dat verweerder de aanvraag tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen afwijst, indien de vreemdeling niet zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan. Niet is gebleken dat eiser voldoet aan dit vereiste, dan wel dat hij onder de vrijstellingsgronden valt die zijn uitgezet in paragraaf B7/2.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000).
Voor zover eiser betoogt dat het middelenvereiste hem is tegengeworpen in het kader van de verlening van een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd op nationale gronden, stelt de rechtbank het volgende vast. Verweerder heeft alleen ten aanzien van de aanvraag voor een ‘EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen’ het middelenvereiste aan eiser tegengeworpen.
4.1.
Eiser voert aan dat hij door zijn diploma ‘Booglassen met beklede elektroden, niveau 2’ is vrijgesteld van het inburgeringsvereiste. De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) heeft voorts geoordeeld dat zijn diploma volstaat voor naturalisatie, waardoor het diploma ook voor een verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd zou moeten volstaan. Mocht het diploma niet voldoende zijn om in aanmerking te komen voor vrijstelling van het inburgeringsvereiste, dan kan dit volgens eiser niet in redelijkheid aan hem worden tegengeworpen omdat verweerder nergens in de procedure het bericht van DUO heeft weerlegd. Volgens eiser mocht hij er daarom op vertrouwen dat zijn diploma volstond.
4.2.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 5, eerste lid, onderdeel c van de Wet inburgering en op grond van artikel 2.3, eerste lid, onderdeel b van het Besluit inburgering volgt dat niet inburgeringsplichtig is degene die beschikt over een op wettelijke basis uitgereikt diploma of getuigschrift van afronding van een opleiding van wetenschappelijk onderwijs, hoger beroepsonderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, of middelbaar beroepsonderwijs vanaf niveau 2, na onderwijs te hebben gevolgd in de Nederlandse taal. In geschil is of eiser met zijn diploma voldoet aan deze voorwaarde.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat eiser het diploma ‘niveau 2 booglassen met beklede elektroden’ heeft behaald en heeft overgelegd bij zijn aanvraag. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft gemotiveerd, is het overgelegde diploma een vakdiploma lassen en heeft eiser niet onderbouwd dat dit een MBO niveau 2 diploma betreft. Dat eisers diploma een diploma leerlingwezen betreft en daarmee een MBO-diploma op niveau 2, zoals betoogd in beroep, volgt de rechtbank niet nu dit niet op het diploma staat vermeld. Daarbij overweegt de rechtbank dat ook uit de website van de opleidingsinstelling Stichting Trix (https://jiphaaglanden.nl/themas/leren-en-werken/stichting-trix/) geenszins blijkt dat via die instelling gevolgd onderwijs kan resulteren in een MBO-diploma niveau 2. De opleidingsduur voor dit diploma bedraagt ongeveer een half jaar en is daarmee aanmerkelijk korter dan die van een MBO opleiding op niveau 2 van 1 tot 2 jaar (vgl. artikel 7.2.4a lid 3 onder b Wet educatie beroepsonderwijs). Met verweerder concludeert de rechtbank dat dit diploma niet verder strekt dan een vakdiploma booglastechniek. Eiser kan dan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat hij op basis van zijn diploma is vrijgesteld van het inburgeringsvereiste. Dat DUO eerder heeft geoordeeld dat zijn diploma volstaat voor naturalisatie leidt niet tot een ander oordeel, omdat verweerder volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet gehouden is een gemaakte fout te herhalen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3170). Met verweerder is de rechtbank voorts van oordeel dat met het bericht van DUO geen sprake is van een aan verweerder toe te rekenen concrete en ondubbelzinnige toezegging waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Dat eiser door het bericht van DUO erop mocht vertrouwen dat zijn diploma volstond, volgt de rechtbank dan ook niet.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 15 juli 2020.
griffier rechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.