Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 17 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Overwegingen
31 oktober 2017 afgewezen. Bij uitspraak van 18 februari 2019 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard (NL17.12140, niet gepubliceerd). Bij uitspraak van 13 maart 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard (201901648/V1, niet gepubliceerd). Het besluit is daarmee in rechte vast komen te staan.
23 september 2019 heeft de Afdeling het ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard (201906475/1/V1, niet gepubliceerd). Het besluit is daarmee in rechte vast komen te staan.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd. Verweerder heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft volgens verweerder geen stukken overgelegd waaruit zou blijken dat het asielrelaas alsnog geloofwaardig moet worden geacht. Het document is onderzocht door Bureau Documenten. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 1 november 2019 blijkt dat de authenticiteit van het document niet te beoordelen is. Gelet op de conclusie van Bureau Documenten kan het door eiser overgelegde document niet worden aangemerkt als een nieuw element of een nieuwe bevinding.
17 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2394), volgt dat de door de vreemdeling overgelegde documenten geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, indien de authenticiteit van de overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld. Voorts volgt uit deze vaste rechtspraak van de Afdeling dat het aan de vreemdeling is om de authenticiteit aan te tonen van de documenten die hij aan zijn opvolgende aanvraag ten grondslag heeft gelegd. Verweerder kan de vreemdeling daarbij tegemoet komen door zelf de authenticiteit van de documenten te laten beoordelen, zonder daarmee afbreuk te doen aan de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling.
5.4. De rechtbank stelt vast dat verweerder aanvullend niet ten onrechte heeft gesteld dat het document niet zonder meer kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas, nu het tenuitvoerleggingsexploot een vervolg is op een eerder als niet-authentiek beoordeeld document. Dit betreft de eerder overgelegde oproep om te verschijnen voor de rechtbank in Iran, waarover in het rapport van Bureau Documenten van 19 juni 2017 is geconcludeerd dat het met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven.
Beslissing
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.