ECLI:NL:RBDHA:2020:7730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
13 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.7041
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van niet-ontvankelijkheid door gebrek aan nieuwe elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiser, een Iraanse nationaliteit hebbende man geboren op 6 augustus 1963, een vierde opvolgende asielaanvraag heeft ingediend. Eiser had eerder drie asielaanvragen ingediend, die alle waren afgewezen. De laatste aanvraag werd niet-ontvankelijk verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen had aangedragen die zijn asielrelaas geloofwaardig konden maken. Eiser stelde dat hij gevaar loopt vanwege de Iraanse autoriteiten, maar de rechtbank oordeelde dat het overgelegde document, dat dit zou moeten bevestigen, niet authentiek kon worden vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat het aan de vreemdeling is om de authenticiteit van de documenten aan te tonen en dat verweerder in beginsel mag uitgaan van het deskundigenadvies van Bureau Documenten. Eiser had geen contra-expertise overgelegd en de rechtbank zag geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden voor een beoordeling door een deskundige. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag op goede gronden niet-ontvankelijk was verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.7041

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.C. van Zundert),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. W. Vrooman).

ProcesverloopBij besluit van 17 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.7042, plaatsgevonden op 15 juli 2020 via een telefonische verbinding. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiser is geboren op 6 augustus 1963 en heeft de Iraanse nationaliteit.
1.2.
Op 9 februari 2017 heeft eiser een eerste asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij problemen heeft met de Iraanse autoriteiten omdat hij overspel heeft gepleegd. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van
31 oktober 2017 afgewezen. Bij uitspraak van 18 februari 2019 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard (NL17.12140, niet gepubliceerd). Bij uitspraak van 13 maart 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard (201901648/V1, niet gepubliceerd). Het besluit is daarmee in rechte vast komen te staan.
1.3.
Op 15 april 2019 heeft eiser een tweede (opvolgende) asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder buiten behandeling gesteld bij besluit van 1 mei 2019. Dat besluit staat ook in rechte vast, nu eiser daar geen beroep tegen heeft ingesteld.
1.4.
Op 14 mei 2019 heeft eiser een derde (opvolgende) asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag heeft verweerder niet-ontvankelijk verklaard bij besluit van 2 augustus 2019. Bij uitspraak van 20 augustus 2019 heeft de rechtbank het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard (NL19.18201, niet gepubliceerd). Bij uitspraak van
23 september 2019 heeft de Afdeling het ingestelde hoger beroep ongegrond verklaard (201906475/1/V1, niet gepubliceerd). Het besluit is daarmee in rechte vast komen te staan.
2. Op 21 oktober 2019 heeft eiser de onderhavige vierde (opvolgende) asielaanvraag ingediend. Aan deze aanvraag heeft hij een tenuitvoerleggingsexploot ten grondslag gelegd. Eiser stelt dat dit document van de Rechtbank Teheran bevestigt dat hij gevaar loopt vanwege de Iraanse autoriteiten, omdat hij overspel heeft gepleegd.
3.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd. Verweerder heeft hiermee toepassing gegeven aan artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft volgens verweerder geen stukken overgelegd waaruit zou blijken dat het asielrelaas alsnog geloofwaardig moet worden geacht. Het document is onderzocht door Bureau Documenten. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 1 november 2019 blijkt dat de authenticiteit van het document niet te beoordelen is. Gelet op de conclusie van Bureau Documenten kan het door eiser overgelegde document niet worden aangemerkt als een nieuw element of een nieuwe bevinding.
4. Eiser stelt in beroep dat met het overgelegde document wel degelijk sprake is van relevante nieuwe feiten en omstandigheden. Het bevreemdt eiser dat verweerder het rapport van Bureau Documenten pas na het bestreden besluit van 17 maart aan hem heeft gestuurd. Het feit dat het overgelegde document geen stempel bevat zegt volgens eiser niets over de authenticiteit van het document, nu Iraanse documenten recentelijk vaker uit een digitaal dossier afkomstig zijn en daarom geen stempel bevatten. Eiser heeft het document ter beoordeling voorgelegd aan een deskundige, een Iraanse advocaat, en verzoekt de rechtbank om het beroep aan te houden totdat een reactie is ontvangen van de deskundige. Tot slot stelt eiser dat hij niet naar Iran mag worden uitgezet vanwege de zeer gevaarlijke situatie aldaar als gevolg van het coronavirus. Hiertoe heeft eiser het artikel “One hundred activists blame Khamenei for severity of Coronavirus outbreak in Iran” overgelegd.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van
17 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2394), volgt dat de door de vreemdeling overgelegde documenten geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, indien de authenticiteit van de overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld. Voorts volgt uit deze vaste rechtspraak van de Afdeling dat het aan de vreemdeling is om de authenticiteit aan te tonen van de documenten die hij aan zijn opvolgende aanvraag ten grondslag heeft gelegd. Verweerder kan de vreemdeling daarbij tegemoet komen door zelf de authenticiteit van de documenten te laten beoordelen, zonder daarmee afbreuk te doen aan de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling.
5.2.
De rechtbank overweegt verder dat uit rechtspraak van de Afdeling volgt dat een door Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies is waarvan verweerder in beginsel mag uitgaan (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 3 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1768). Als verweerder een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt en er geen contra-expertise is ingebracht, strekt de door de rechtbank te verrichten toetsing niet verder dan dat zij naar aanleiding van een aangevoerde beroepsgrond beoordeelt of verweerder zich ervan heeft vergewist dat het deskundigenadvies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich ervan heeft vergewist dat het deskundigenadvies van Bureau Documenten zorgvuldig, inzichtelijk en concludent is. Verweerder is eiser tegemoet gekomen door het overgelegde document voor onderzoek aan Bureau Documenten voor te leggen. Uit het onderzoeksrapport van Bureau Documenten van 1 november 2019 blijkt dat wat betreft de echtheid, opmaak en afgifte geen uitspraak kan worden gedaan, omdat voldoende betrouwbaar vergelijkingsmateriaal ontbreekt. Bureau Documenten heeft hierbij vermeld dat het ten zeerste bevreemdt dat het document niet is voorzien van een waarmerk van de afgevende rechtbank. Gezien deze bevindingen van Bureau Documenten, had het op de weg van eiser gelegen om een contra-expertise over te leggen. Dit heeft eiser tot op heden niet gedaan. Daarnaast heeft eiser evenmin ander bewijs overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat het tenuitvoerleggingsexploot authentiek is.
De rechtbank ziet in dit kader ook geen aanleiding het verzoek van eiser in te willigen om de behandeling van het beroep aan te houden totdat de, door eiser gestelde, deskundige het document heeft beoordeeld. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat door eiser niet is vermeld wie deze gestelde deskundige is en evenmin is onderbouwd op grond waarvan deze persoon als deskundige op het gebied van documentonderzoek moet worden aangemerkt. Voorts is niet bekend wat de werkwijze van de gestelde deskundige is, of hij al een aanvang heeft gemaakt met het onderzoek en zo ja, hoever hij daarmee is. Hierdoor is niet in te schatten of het gevraagde uitstel van vier weken voldoende zal zijn. Ten slotte geldt dat hoewel verweerder het advies van Bureau Documenten te laat heeft doorgestuurd, dit onverlet laat dat eiser geen inzicht heeft gegeven in de omstandigheden die maken dat het in de periode vanaf de ontvangst van het rapport op 18 maart 2020 tot heden niet gelukt is om de reactie op het advies in het geding te brengen dan wel welke inspanningen daartoe zijn verricht. Deze onduidelijkheden dienen voor rekening en risico van eiser te blijven.
Nu eiser de authenticiteit van het document niet heeft aangetoond, kan dit document in beginsel niet worden aanvaard als objectieve bron die de feiten, gesteld in het asielrelaas, bevestigt.
5.4. De rechtbank stelt vast dat verweerder aanvullend niet ten onrechte heeft gesteld dat het document niet zonder meer kan bijdragen aan de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas, nu het tenuitvoerleggingsexploot een vervolg is op een eerder als niet-authentiek beoordeeld document. Dit betreft de eerder overgelegde oproep om te verschijnen voor de rechtbank in Iran, waarover in het rapport van Bureau Documenten van 19 juni 2017 is geconcludeerd dat het met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet bevoegd is opgemaakt en afgegeven.
5.5.
Ten aanzien van eisers betoog dat hij door het coronavirus in Iran niet terug kan keren, overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder heeft in het verweerschrift niet ten onrechte gesteld dat eiser met zijn enkele stelling hierover en de verwijzing naar het eerder genoemde artikel niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet in staat zou zijn terug te keren naar Iran. Voorts heeft verweerder terecht overwogen dat eisers stelling ten aanzien van het coronavirus niet afdoet aan hetgeen is overwogen over eisers asielrelaas in het bestreden besluit.
5.6.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.
6. De aanvraag is op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.F.A. Bleichrodt, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl
Deze uitspraak is gedaan op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.