ECLI:NL:RBDHA:2020:7665
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublinverordening en risico op besmetting door coronavirus
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon, een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft, met toestemming van partijen, uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser voerde aan dat de overdracht naar België, gezien de coronasituatie, een verhoogd risico op besmetting met zich meebracht. Hij stelde dat er geen sprake was van een tijdelijk overdrachtsbeletsel, maar van een toekomstige onzekere gebeurtenis. De rechtbank overwoog echter dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder had geoordeeld dat de omstandigheid dat de overdracht op dat moment niet kon plaatsvinden, een tijdelijk feitelijk overdrachtsbeletsel was. Dit maakte de vaststelling van België als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig.
De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij door de overdracht naar België een verhoogd risico op besmetting liep. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.