ECLI:NL:RBDHA:2020:7627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3796
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sollicitatie ambtenaar Defensie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker wiens sollicitatie naar de functie van pelotonscommandant B3 bij het 10 Natresbataljon was afgewezen. Het primaire besluit tot afwijzing van de sollicitatie dateert van 6 december 2019, en het bestreden besluit, waarin het bezwaar van de verzoeker ongegrond werd verklaard, is op 7 april 2020 genomen. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 1 juli 2020, die via videoverbinding plaatsvond, heeft de verzoeker zijn standpunten toegelicht. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de afwijzing van de sollicitatie is gebaseerd op de beoordeling van de communicatieve vaardigheden van de verzoeker, die volgens de selectiecommissie onvoldoende waren. De verzoeker heeft betoogd dat de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is en dat hij wel degelijk geschikt is voor de functie.

De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de verzoeker niet voldoende onderbouwing heeft geleverd voor zijn stellingen en dat de beoordeling door het bestuursorgaan in deze context terughoudend dient te zijn. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de verzoeker niet heeft aangetoond dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. M.W.J. Sloots, en zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3796
uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 juli 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

tegen

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigden: kapitein mr. Y. Pennings en majoor mr. J.A. van Vredendaal).

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2019 (het primaire besluit) heeft [A] verzoekers sollicitatie naar de functie van pelotonscommandant B3 bij 10 Natresbataljon afgewezen.
Bij besluit van 7 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via videoverbinding op 1 juli 2020. Verzoeker heeft deelgenomen. Ook verweerders gemachtigden hebben deelgenomen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder vermeld dat uit het sollicitatiegesprek is gebleken dat verzoeker op onvoldoende en op een indirecte wijze communiceert. Verzoeker kon geen eenduidig antwoord geven op de gestelde vraag, maar gaf een zo breed mogelijk antwoord.
Verder heeft verzoeker het toekomstig leiderschap als pelotonscommandant niet in een visie kunnen verwoorden. Verzoeker heeft zaken genoemd als het informeren van pelotonsleden en het houden van introductiegesprekken. Maar verzoeker heeft niet in zijn eigen woorden kunnen uitleggen welke kant hij op zou gaan met zijn peloton als pelotonscommandant, bijvoorbeeld door aan te geven waar hij naar verwachting over een aantal jaren zal staan. Hiermee heeft verzoeker de door hem aangehaalde theorie van het leiderschapskompas uit de visie leidinggeven Defensie niet concreet kunnen toepassen op de praktijk.
Daarnaast heeft verzoeker in het sollicitatiegesprek niet laten zien het proces van commandovoering te beheersen. Ten aanzien van het proces van commandovoering is aan verzoeker de vraag gesteld wat het OETDOEM-proces (het oogmerk van een naasthogere commandant vertalen in een bevel richting het peloton) inhoudt. Verzoeker liep hierbij vast in zijn eigen uitleg van het OETDOEM-proces. Verzoeker heeft aangegeven deze vraag lastig te vinden, omdat er volgens verzoeker verschillende antwoorden mogelijk zijn. Ook na verduidelijking van de vraag heeft verzoeker niet concreet antwoord kunnen geven op de gestelde vraag.
Verweerder heeft opgemerkt dat het hem, gelet op de discretionaire bevoegdheid die hem toekomt, vrij staat om een zwaar gewicht toe te kennen aan het oordeel van de selectiecommissie. Het selectiegesprek dat de selectiecommissie met verzoeker heeft gevoerd is voor de beoordeling of verzoeker over de vereiste competenties beschikt een belangrijk instrument. Het totaalbeeld is ontstaan dat verzoeker niet voldoet aan de functie-eisen als bedoeld in artikel 19 van het Algemeen militair ambtenarenreglement. Verzoekers houding in het arbeidsvoorwaardengesprek heeft verweerder gesterkt in dit oordeel.
3. Verzoeker heeft aangevoerd dat de motivering van het bestreden besluit niet deugdelijk is, dat hij wel geschikt is voor de geambieerde functie en dat de procedure niet zorgvuldig is verlopen.
Tijdens de zitting heeft verzoeker, onder verwijzing naar zijn aanvullend beroepschrift van 17 juni 2020, aangevoerd dat bij de beoordeling van zijn bekwaamheid en geschiktheid rekening had moeten worden gehouden met de uitkomst van functioneringsgesprekken. Omdat met verzoeker geen functioneringsgesprekken zijn gevoerd en hij alleen positieve terugkoppelingen heeft gehad, vindt hij dat hij niet de kans heeft gehad om zich te verbeteren. Verweerder had hem daarom als bekwaam en geschikt moeten beschouwen, aldus verzoeker. Ook heeft verzoeker tijdens de zitting aangevoerd dat verweerder rekening had moeten houden met de noodzaak van een voortdurende taakvervulling door de krijgsmacht en in samenhang daarmee van een zo goed en tijdig mogelijke bezetting van alle functies. De door verzoeker geambieerde functie is vrij en verzoeker vindt dat het niet bergopwaarts gaat met zijn compagnie.
Juridisch kader
4. De beslissing van een bestuursorgaan in een sollicitatieprocedure zoals hier aan de orde is het resultaat van een beoordeling van de capaciteiten van de betrokkene tegen de achtergrond van de functie-eisen. Daarbij heeft het bestuursorgaan beoordelingsvrijheid. Daarom is de toetsing door de rechter terughoudend. Zij is in beginsel beperkt tot de beantwoording van de vraag of het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn oordeel heeft kunnen komen. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 juli 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2498.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
5. Vooralsnog geeft hetgeen verzoeker heeft aangevoerd geen aanleiding om te oordelen dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Wat verzoeker tijdens de zitting heeft aangevoerd over het niet hebben plaatsgevonden van functioneringsgesprekken en een zo goed en tijdig mogelijke bezetting van alle functies is niet onderbouwd. Het aanvullend beroepschrift van 17 juni 2020 is niet voorafgaand aan de zitting door de rechtbank ontvangen en kan reeds daarom niet als onderbouwing dienen.
6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 9 juli 2020 door mr. A.E. Dutrieux, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.