ECLI:NL:RBDHA:2020:7624

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.9781
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Cubaanse eiser niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan nieuwe elementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juli 2020 uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Cubaanse eiser, die eerder vier asielaanvragen had ingediend. De eiser stelde dat hij in Cuba gedwongen was opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis en dat hij nieuwe documenten had die zijn aanvraag konden ondersteunen. Echter, de rechtbank oordeelde dat de eiser niet in zijn belangen was geschaad doordat hij niet was opgeroepen voor de zitting, aangezien hij niet tijdig had verzocht om transport. De rechtbank concludeerde dat de documenten die de eiser had ingediend, niet als nieuwe elementen konden worden aangemerkt, omdat hij deze niet eerder had overgelegd en geen verschoonbare reden had gegeven voor de vertraging. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om de authenticiteit van de documenten te bewijzen, wat hij niet had gedaan. De rechtbank verklaarde de aanvraag van de eiser terecht niet-ontvankelijk en wees het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan in het kader van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij de rechtbank de motivering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als deugdelijk beschouwde. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem Bestuursrecht zaaknummer: NL20.9781
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [#]

(gemachtigde: mr. P.H. van Akenborgh), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. E. Slutzky).

Procesverloop

Bij besluit van 30 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van het verzoek om een voorlopige voorziening (zaak NL20.9782), plaatsgevonden op 7 juli 2020. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Ter zitting heeft de gemachtigde gesteld dat, nu eiser in bewaring zit, het vervoer van eiser naar de zitting ten onrechte niet is gelast. Hij verzoekt dan ook om aanhouding of een zitting via telehoren.
1.2
Hoewel deze rechtbank en zittingsplaats in het algemeen het transport gelast voor een vreemdeling aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen en in een vier-weken-procedure zit, ziet de rechtbank in dit geval geen reden om de zaak aan te houden en alsnog het transport te gelasten. Daartoe is het volgende van belang.
1.3
Op grond van artikel 2.14, vierde lid, van het Procesreglement bestuursrecht 2017 gelast de rechtbank ambtshalve het transport indien hij een partij in persoon oproept aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen. Op grond van het vijfde lid kan de bestuursrechter het
transport gelasten indien een partij aan wie rechtens de vrijheid is ontnomen de bestuursrechter verzoekt de zitting te mogen bijwonen.
1.4
De rechtbank stelt vast dat eiser niet in persoon is opgeroepen. Voorts stelt de rechtbank vast dat eiser niet voorafgaand aan de zitting heeft verzocht om transport. De rechtbank was dus, gelet op artikel 2.14 van eerder genoemd Procesreglement niet verplicht het transport te gelasten.
Voorts betreft het de vijfde asielaanvraag van eiser. In het kader van de procedure met betrekking tot zijn vierde aanvraag is eiser in de week voorafgaande aan deze zitting nog ter zitting verschenen en is op 6 juli jl., één dag voor de zitting in de onderhavige zaak, uitspraak gedaan. De gemachtigde van eiser heeft bovendien niet onderbouwd wat eiser ter zitting nog naar voren had willen brengen, anders dan wat gemachtigde heeft aangevoerd of dat hij op een andere manier in zijn belangen is geschaad.
2. Eiser heeft eerder vier aanvragen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze zijn alle vier afgewezen en staan in rechte vast. Op 23 maart 2020 heeft eiser de huidige aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Ter ondersteuning van deze aanvraag heeft hij de volgende stukken overgelegd:
  • Stukken over opname in ziekenhuis
  • Verklaring Rene Medina
  • Correspondentie met de Union Patriotica de Cuba
  • Correspondentie met de Cuban American National Foundation
  • Signalering no. 7, 2020, 2 uitspraken IND
  • Medisch dossier
Uit deze stukken volgt volgens eiser dat hij in Cuba gedwongen is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 niet-ontvankelijk verklaard, omdat sprake is van een opvolgende aanvraag waaraan eiser geen nieuwe elementen of bevindingen ten grondslag heeft gelegd of waarin geen nieuwe elementen of bevindingen aan de orde zijn gekomen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
4. Eiser voert aan dat hij de documenten niet eerder heeft overgelegd uit angst. Ook had hij beperkte mogelijkheden om de documenten tijdig op te vragen. Verder wordt ten onrechte tegengeworpen dat de documenten onvertaald zijn. Met betrekking tot het document over de opname in het ziekenhuis werpt verweerder ten onrechte tegen dat het handgeschreven is. Dit is namelijk gebruikelijk voor dergelijke documenten. Het feit dat een document niet in origineel wordt overgelegd betekent verder niet dat daaraan geen bewijskracht kan worden gehecht. Eiser verwijst daarbij naar een drietal uitspraken.1 Verder wenst eiser met het medisch dossier uit het Detentiecentrum Rotterdam aan te tonen dat hij eerder in Cuba op basis van valse beschrijvingen is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
1. Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 18 november 2014, M.A. t. Zwitserland, no. 52589/13; Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1839; Rechtbank Den Haag van 16 december 2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:1345.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deugdelijk heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van eisers asielaanvraag.
Ten eerste had het op de weg van eiser gelegen om de documenten eerder te overleggen. Eiser heeft geen verschoonbare reden gegeven voor het feit dat hij de documenten pas bij zijn vijfde asielaanvraag heeft overgelegd. De verklaring dat hij dit uit angst niet eerder heeft gedaan kan niet als zodanig worden aangemerkt. Bovendien is het beroep in zijn vierde procedure op 1 juli 2020 ter zitting behandeld. Niet wordt ingezien waarom hij niet in die procedure de stukken heeft kunnen overleggen.
Voorts zijn de stukken over de opname in het ziekenhuis handgeschreven en onvertaald. Hierdoor kan de objectiviteit en de authenticiteit van de documenten niet worden vastgesteld. Ook de e-mail van Rene Medina kan niet op authenticiteit worden beoordeeld, omdat het om een niet-origineel document gaat. Bovendien is ook dit stuk onvertaald.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State2 volgt dat de authenticiteit van een document in beginsel moet vaststaan om als nieuw element of nieuwe bevinding te kunnen worden aangemerkt. De uitspraken waar eiser naar verwijst zijn niet van toepassing op zijn situatie. Het gaat in die uitspraken over een eerste asielaanvraag en over het aantonen van een familieband tussen Eritreeërs. Het is daarom aan eiser om de authenticiteit van de documenten te staven. Dit heeft hij niet gedaan
Verder betreft de correspondentie met de Cubaanse organisaties enkel mailberichten van eisers gemachtigde gericht aan de organisaties, zonder reactie daarop. De rechtbank ziet daarin geen relevant element voor de beoordeling van eisers asielaanvraag.
Ook het medisch dossier kan naar het oordeel van de rechtbank niet als relevant nieuw element worden beschouwd. De documenten gaan over de medische situatie van eiser tijdens zijn verblijf in het Detentiecentrum in Rotterdam in 2020. Dat eiser in 2012 in Cuba een andere diagnose heeft gekregen, toont naar het oordeel van de rechtbank niet aan dat hij in het verleden ten onrechte is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis.
6. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr.
F.W. de Lange, griffier.
2 Bijvoorbeeld de uitspraak van 17 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2394.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.