ECLI:NL:RBDHA:2020:7587
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake rechtmatig verblijf op basis van een schijnrelatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 augustus 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, geboren in 1975 en van Marokkaanse nationaliteit, had een verblijfsvergunning gekregen voor verblijf bij zijn partner, referente, die de Poolse nationaliteit heeft. De staatssecretaris heeft echter vastgesteld dat eiser nimmer rechtmatig verblijf heeft gehad, omdat hij geen duurzame relatie met referente zou hebben gehad. Dit besluit is gebaseerd op een rapportage van digitaal onderzoek waaruit blijkt dat referente sinds 2009 een relatie onderhoudt met een andere man, de heer [A].
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij stelt dat hij wel degelijk een duurzame relatie met referente heeft gehad van februari 2012 tot en met juli/augustus 2019. Hij heeft verschillende bewijsstukken overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling, waaronder een samenlevingscontract, verklaringen van derden en foto’s. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van een duurzame relatie tussen eiser en referente. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgelegde bewijsstukken onvoldoende zijn om de gestelde relatie aannemelijk te maken, en dat de aanwijzingen voor een relatie tussen referente en de heer [A] sterker zijn.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat eiser niet in staat is geweest om de twijfel over zijn relatie met referente weg te nemen en dat hij de toetsing aan het gemeenschapsrecht enkel heeft gebruikt om onder valse voorwendselen verblijfsrecht te bewerkstelligen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken na verzending van de uitspraak.