ECLI:NL:RBDHA:2020:7465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
NL20.7715
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweigerde verblijfsvergunning asiel op basis van Dublinverordening en minderjarigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Eritrese nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Luxemburg als verantwoordelijke lidstaat was vastgesteld op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Luxemburg asiel aangevraagd en daar verklaard 23 jaar oud te zijn, maar stelde nu dat hij minderjarig was en dat de overdracht aan Luxemburg niet mocht plaatsvinden. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de twijfel over zijn leeftijd en de gezondheidsrisico's door het coronavirus, niet gegrond bevonden. De rechtbank oordeelde dat de registratie in Luxemburg als meerderjarig niet onjuist was en dat de doopakte van eiser niet als identificerend document kon worden beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de leeftijdsregistratie en dat de tijdelijke belemmeringen door het coronavirus de overdracht niet onrechtmatig maakten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.7715
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. C.M. Suurmeijer-Wawoe), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr J. van Raak).

Procesverloop

Bij besluit van 27 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Luxemburg verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op 6 juli 2020 door middel van een Skype-beeldverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. D.W.M. van Erp, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen G. Ogbamichael. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Eiser stelt dat hij de Eritrese nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [2004] . Eiser heeft op 19 september 2018 asiel aangevraagd in Luxemburg. Op 30 december 2019 heeft eiser in Nederland een asielaanvraag gedaan.
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Luxemburg een verzoek om terugname gedaan. Luxemburg heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser stelt dat hij minderjarig is en dat hij dus niet aan Luxemburg mag worden overgedragen. Weliswaar heeft eiser in Luxemburg verklaard dat hij 23 jaar oud is, maar dat deed hij alleen zodat hij in Luxemburg eerder mocht gaan werken. Ook wilde eiser in Luxemburg niet in een opvang terechtkomen voor minderjarigen. Verweerder gaat daarom ten onrechte uit van de in Luxemburg geregistreerde datum. Gezien de overgelegde doopakte en de uitkomst van de leeftijdsschouw, lag het op de weg van verweerder om een leeftijdsonderzoek aan te bieden. Bij zowel de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) als bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) bestond namelijk twijfel over de opgegeven minderjarige leeftijd van eiser. Bovendien hebben zij als lichamelijke kenmerken alleen aangegeven dat eiser een zichtbare adamsappel en stoppels heeft. Deze kenmerken zijn niet uitsluitend toe te schrijven aan meerderjarigen.
De rechtbank overweegt als volgt.
4. Uit het dossier komen de volgende feiten naar voren rond de leeftijdsvaststelling van eiser. De leeftijdsschouw door de AVIM en de IND heeft niet geleid tot een unaniem oordeel dat eiser minderjarig was. Omdat bij beide instanties sprake was van twijfel, heeft verweerder besloten tot nader onderzoek naar eisers leeftijd. Uit navraag bij de Luxemburgse autoriteiten is gebleken dat eiser in Luxemburg is geregistreerd als meerderjarig, met als geboortedatum [1996] .
5. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de leeftijdsschouw. De IND heeft opgemerkt dat eiser een duidelijk zichtbare adamsappel en stoppels heeft. Verder komt eiser rustig en vriendelijk over. Volgens de IND oogt eiser ouder dan de opgegeven leeftijd van 15 jaar. De AVIM heeft opgemerkt dat eiser een duidelijke zichtbare adamsappel en baardgroei heeft. Daarnaast merkt de AVIM ook op dat eiser qua gedrag en uiterlijk ouder lijkt dan 15 jaar. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in de bevindingen van de medewerkers van de IND en de AVIM geen reden om te twijfelen aan hun conclusie dat twijfel bestaat over de opgegeven leeftijd van eiser.
6. Daarnaast mag verweerder volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS)1 in beginsel uitgaan van de registratie in een andere lidstaat. Het is dan aan eiser om aannemelijk te maken dat deze gegevens onjuist zijn. Hierin is eiser niet geslaagd. Eiser heeft zijn gestelde leeftijd niet onderbouwd met identificerende documenten Immers kan een doopakte niet als een identificerend document worden beschouwd omdat deze akte niet is voorzien van een pasfoto dan wel andere identificerende elementen. Ook is van belang dat de doopakte niet is afgegeven door de overheid van Eritrea.2 Verder heeft eiser geen stukken overgelegd die aanknopingspunten bieden voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de leeftijdsregistratie in Luxemburg. Ook de verklaringen van eiser over de redenen waarom hij in Luxemburg een andere leeftijd heeft opgegeven, zijn onvoldoende. Gelet op het voorgaande heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om eiser aan leeftijdsonderzoek aan te bieden. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
1. Zie ABRvS 17 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:134) en ABRvS 15 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2219).
2 Zie ABRvS 27 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:653.
7. Eiser voert verder aan dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft gesteld dat niet is gebleken van belemmeringen voor de feitelijke overdracht aan Luxemburg. Vanwege de uitbraak van het coronavirus vinden er nu geen overdrachten plaats van en naar Luxemburg. Daarnaast brengt de overdracht aan Luxemburg gezondheidsrisico’s met zich mee. Zeker gelet op de leeftijd van eiser.
8. De rechtbank overweegt hierover dat de omstandigheid dat de overdracht op dit moment, ten gevolge van (de maatregelen die zijn getroffen vanwege) het coronavirus, niet kan worden uitgevoerd een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel is. Dit maakt de vaststelling van Luxemburg als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig en staat er niet aan in de weg dat, als dat beletsel is opgeheven, de vreemdeling in beginsel alsnog kan worden overgedragen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van de ABRvS van 8 april 2020.3 Het feit dat het coronavirus zich momenteel (ook) in Luxemburg verspreidt, maakt ook niet dat verweerder eiser niet mag overdragen. Voor zover eiser bedoelt dat de Luxemburgse autoriteiten onvoldoende maatregelen treffen en eiser in Luxemburg een groter risico loopt om besmet te worden, slaagt dit niet. Eiser heeft dit namelijk niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
07 juli 2020

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.