ECLI:NL:RBDHA:2020:7451
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake handhaving van omgevingsvergunning en dwangsombesluiten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 29 juli 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van Westland. De verzoeker, eigenaar van een kitesurfschool, had bezwaar gemaakt tegen verschillende dwangsombesluiten die hem gelasten om horeca-activiteiten te staken en de bebouwing op zijn perceel in overeenstemming te brengen met de verleende omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij de schorsing van de invorderingsbesluiten, omdat verzoeker de dwangsommen in termijnen betaalt en er een betalingsregeling is getroffen. Echter, de voorzieningenrechter erkende wel een spoedeisend belang bij het verzoek tot schorsing van dwangsombesluit III, dat betrekking had op de omvang en locatie van de bebouwing die niet in overeenstemming was met de omgevingsvergunning. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er zicht was op legalisering van de overtredingen en dat handhaving in het algemeen belang was. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de voorzieningenrechter benadrukte dat handhaving noodzakelijk is bij overtredingen van de wet.