ECLI:NL:RBDHA:2020:7435
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op asielaanvraag; afwijkende beslistermijn opgelegd aan verweerder
In deze zaak heeft eiseres op 6 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft echter niet tijdig beslist op deze aanvraag. Eiseres heeft verweerder op 28 januari 2020 in gebreke gesteld en op 19 maart 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet binnen de wettelijke termijn van zes maanden, zoals voorgeschreven door de Vreemdelingenwet 2000, heeft beslist. De rechtbank heeft in overweging genomen dat de uitbraak van het coronavirus geen rechtvaardiging biedt voor de vertraging in de besluitvorming. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt verweerder een afwijkende beslistermijn op van dertien weken om alsnog een beslissing te nemen op de asielaanvraag. Indien deze termijn wordt overschreden, verbeurt verweerder een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiseres ter hoogte van € 262,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.