ECLI:NL:RBDHA:2020:7366
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvraag op grond van politieke overtuiging en situatie in Ethiopië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Ethiopiër, een tweede asielaanvraag indiende. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die het verzoek kennelijk ongegrond verklaarde op basis van artikel 31 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een zitting op 30 juli 2020, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de eerdere asielaanvragen van eiser in overweging genomen, evenals de iMMO-rapportage die door eiser was ingediend ter ondersteuning van zijn asielrelaas. Eiser stelde dat hij vanwege zijn politieke activiteiten in Nederland en zijn betrokkenheid bij een bepaalde beweging in Ethiopië, risico liep op vervolging bij terugkeer naar zijn land van herkomst.
De rechtbank heeft overwogen dat de door eiser overgelegde iMMO-rapportage niet voldeed aan de vereisten die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn gesteld. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat de asielaanvraag van eiser niet geloofwaardig was, en dat de activiteiten van eiser in Nederland niet in bijzondere mate opvallend of onderscheidend waren. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Ethiopië te vrezen had voor vervolging vanwege zijn politieke activiteiten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag, evenals het opgelegde inreisverbod voor de duur van twee jaar.