ECLI:NL:RBDHA:2020:7275
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van vorderingen in kort geding ondanks eerdere afwijzing door kantonrechter
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Vidomes, eiseres, en een niet verschenen gedaagde. De eiseres had de dagvaarding doen uitbrengen en volhardde in haar eis tijdens de zitting op 28 februari 2020. De gedaagde was opgeroepen maar verscheen niet, waardoor verstek werd verleend. De voorzieningenrechter constateerde dat Vidomes in een eerdere procedure bij de kantonrechter een vordering had ingesteld die was afgewezen, maar dat de huidige vordering een andere en nadere toelichting bevatte. De voorzieningenrechter oordeelde dat Vidomes haar verplichtingen op grond van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering had geschonden door relevante informatie niet in de dagvaarding op te nemen. Ondanks deze schending besloot de voorzieningenrechter de vorderingen van Vidomes toe te wijzen, gezien de zwaarwegende belangen van de eiseres en de omstandigheden van de zaak. De vorderingen waren gebaseerd op de artikelen 7:220 van het Burgerlijk Wetboek en 555 en 558 sub b Rv. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond waren en voegde voorwaarden toe aan de toewijzing. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.