ECLI:NL:RBDHA:2020:7275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
C-09-588927-KG ZA 20-178
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vorderingen in kort geding ondanks eerdere afwijzing door kantonrechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 maart 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting Vidomes, eiseres, en een niet verschenen gedaagde. De eiseres had de dagvaarding doen uitbrengen en volhardde in haar eis tijdens de zitting op 28 februari 2020. De gedaagde was opgeroepen maar verscheen niet, waardoor verstek werd verleend. De voorzieningenrechter constateerde dat Vidomes in een eerdere procedure bij de kantonrechter een vordering had ingesteld die was afgewezen, maar dat de huidige vordering een andere en nadere toelichting bevatte. De voorzieningenrechter oordeelde dat Vidomes haar verplichtingen op grond van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering had geschonden door relevante informatie niet in de dagvaarding op te nemen. Ondanks deze schending besloot de voorzieningenrechter de vorderingen van Vidomes toe te wijzen, gezien de zwaarwegende belangen van de eiseres en de omstandigheden van de zaak. De vorderingen waren gebaseerd op de artikelen 7:220 van het Burgerlijk Wetboek en 555 en 558 sub b Rv. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen niet onrechtmatig of ongegrond waren en voegde voorwaarden toe aan de toewijzing. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/588927 / KG ZA 20/178
Vonnis in kort geding van 2 maart 2020
in de zaak van
STICHTING VIDOMESte Delft,
eiseres,
advocaat mr. P.J. Remmelts te Rotterdam,
tegen:
[gedaagde]te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

./. 1.1. Eiseres (hierna: Vidomes) heeft de dagvaarding doen uitbrengen overeenkomstig de aangehechte kopie en heeft ter zitting van 28 februari 2020 bij de daarin opgenomen eis volhard.
1.2.
Gedaagde (hierna: [gedaagde] ) is behoorlijk opgeroepen tegen die terechtzitting, maar hij is daar niet verschenen. Tegen gedaagde is verstek verleend.

2.De beoordeling van het geschil

2.1.
De voorzieningenrechter stelt het volgende voorop. Uit de door Vidomes bij de dagvaarding overgelegde productie 7 (een e-mailwisseling tussen de advocaat van Vidomes en een deurwaarder) heeft de voorzieningenrechter voorafgaand aan de zitting in dit geding kunnen afleiden dat op 14 februari 2020 een zitting heeft plaatsgevonden in een door Vidomes tegen [gedaagde] gestarte procedure in kort geding bij de kantonrechter en dat die procedure over dezelfde kwestie ging. De advocaat van Vidomes schrijft in het bericht onder meer dat de kantonrechter op de zitting heeft aangegeven dat hij de in dat geding gevorderde tijdelijke ontruiming van het gehuurde zal gaan afwijzen, omdat hij dat te ingrijpend vindt aangezien Vidomes slechts toegang wil tot de woning.
2.2.
Deze zeer relevante informatie had echter expliciet in de dagvaarding moeten worden vermeld, met daarbij een onderbouwing waarom deze feiten niet aan toewijzing van het gevorderde in deze procedure in de weg staan. Door dat na te laten heeft Vidomes haar verplichtingen op grond van artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geschonden, inhoudende dat partijen alle voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid moeten aanvoeren en wel in een zo vroeg mogelijk stadium. Alhoewel het gezien de ernst van deze nalatigheid op zijn plek zou zijn om hieraan gevolgen te verbinden, gaat de voorzieningenrechter daar niet toe over vanwege de zwaarwegende belangen van Vidomes, afgezet tegen het belang van [gedaagde] , en de omstandigheden zoals hierna vermeld.
2.3.
Vidomes heeft ter zitting desgevraagd door de voorzieningenrechter een toelichting gegeven over een en ander. Deze toelichting houdt onder meer in dat zij thans, anders dan in de procedure bij de kantonrechter, de onder 1 geformuleerde vordering heeft ingesteld. Deze strekt kort gezegd tot het door [gedaagde] gedogen van en verlenen van medewerking aan de werkzaamheden aan de door [gedaagde] van Vidomes gehuurde woning. Alleen indien en voor zover [gedaagde] weigert om daaraan te voldoen, is de tijdelijke en/of gedeeltelijke ontruiming van het gehuurde aan de orde. Vidomes wijst erop dat zij in deze procedure de noodzaak daarvan ook duidelijk heeft toegelicht, in die zin dat zij stelt dat het voor haar aannemer onmogelijk is om de werkzaamheden te verrichten in het gehuurde indien [gedaagde] in de woning aanwezig is en zich actief daartegen verzet. In dat geval is het noodzakelijk om [gedaagde] tijdelijk uit de woning te zetten en het slot te vervangen, aldus Vidomes.
2.4.
Gelet hierop acht de voorzieningenrechter in dit geval toelaatbaar dat Vidomes opnieuw een procedure is gestart. Daarbij is ook van belang dat i) de voorzieningenrechter inmiddels ambtshalve is gebleken dat de kantonrechter op 28 februari 2020 vonnis heeft gewezen, ii) de aard en functie van een kort geding met zich brengen dat in beginsel opnieuw ter zake van hetzelfde geschil een vordering in kort geding moet kunnen worden ingesteld, iii) er thans weliswaar sprake is van hetzelfde geschil, maar van deels andere vorderingen en van een andere dan wel nadere toelichting op de (thans voorwaardelijke) vordering tot tijdelijke ontruiming en iv) Vidomes haar spoedeisend belang bij het gevorderde genoegzaam heeft toegelicht.
2.5.
De vorderingen, die zijn gebaseerd op de artikelen 7:220 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en 555 en 558 sub b Rv, komen de voorzieningenrechter noch onrechtmatig noch ongegrond voor. Deze worden daarom – op de wijze zoals hierna vermeld – toegewezen. Bij de tweede vordering zal gezien de feiten en omstandigheden echter worden toegevoegd “uitsluitend voor zover dit noodzakelijk is om de werkzaamheden uit te (laten) voeren”.
2.6.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om te gedogen dat Vidomes, dan wel een door Vidomes in te schakelen derde, vanaf 3 maart 2020, de onder randnummer 4 van de dagvaarding genoemde werkzaamheden aan het gehuurde, gelegen aan de [Laan] [nummer] te [postcode] ) [plaats] , gemeente [gemeente] , uitvoert en veroordeelt [gedaagde] om zijn medewerking daaraan te verlenen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om, indien en voor zover hij weigert om de uitvoering van de genoemde werkzaamheden te gedogen en daaraan zijn medewerking te verlenen, het gehuurde vanaf 3 maart 2020 tijdelijk en/of gedeeltelijk te ontruimen en verlaten, met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van eiseres zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van eiseres, dan wel een door eiseres in te schakelen derde, te stellen voor de duur van de uitvoering van de in randnummer 4 van de dagvaarding genoemde werkzaamheden en uitsluitend voor zover dit noodzakelijk is om de werkzaamheden uit te (laten) voeren;
3.3.
verkort de in artikel 555 Rv genoemde termijn van drie dagen voor het doen van een bevel om aan de ontruiming te voldoen tot 24 uur;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Vidomes begroot op € 1.374,59, waarvan € 633,-- aan salaris advocaat, € 656,-- aan griffierecht, € 83,88 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw, en € 1,71 aan verschotten;
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van Ham en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2020.
ts