5.2.De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt. Nog los van de vraag of de e-mailberichten als authentieke documenten moeten worden aangemerkt, hebben eisers hiermee niet aannemelijk gemaakt dat zij de Marokkaanse nationaliteit niet hebben dan wel niet bevestigd kunnen krijgen en dus ook niet dat zij geen toegang tot en verblijf in Marokko kunnen verkrijgen. De inhoud van het e-mailbericht van 13 maart 2020 ziet immers alleen op de vereisten waaraan moet worden voldaan om de Marokkaans nationaliteit en een Marokkaans paspoort te verkrijgen. Maar waar het om gaat is dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij daadwerkelijk bij het consulaat of de ambassade van Marokko een aanvraag om een Marokkaanse paspoort hebben ingediend waarop zij een negatief besluit hebben ontvangen. De enkele stelling dat eisers niet aan de in het e-mailbericht van
13 maart 2020 genoemde documenten kunnen komen maakt niet dat het daadwerkelijk doen van zo’n aanvraag niet van eisers kan worden verlangd. Evenmin blijkt dat eisers pogingen hebben gedaan om aan de in het e-mailbericht van 13 maart 2020 genoemde stukken te komen, zoals bijvoorbeeld een Marokkaanse geboorteakte. Verder is gesteld noch gebleken dat eisers geprobeerd hebben om te achterhalen of er nog alternatieve documenten kunnen worden aangeleverd en welke mogelijkheden er nog meer zijn om hun Marokkaanse nationaliteit bevestigd te krijgen.
6. Het feit dat eisers inmiddels meerderjarig zijn en niet langer afhankelijk van hun moeder voor hun toegang tot en verblijf in Marokko, kan niet als nieuw element worden aangemerkt. Voor de vraag of Marokko voor eisers als veilig derde land kan worden aangemerkt, maakt het immers niet uit dat eisers inmiddels meerderjarig zijn. De enkele stelling dat eisers niet weten hoe ze zich moeten handhaven in Marokko kan evenmin leiden tot de conclusie dat Marokko voor hen geen veilig derde land is. Deze elementen zijn niet nieuw en bovendien spreken eisers Arabisch en zijn zij meermaals in Marokko op vakantie geweest. De uitbraak van het coronavirus en het feit dat er thans geen vluchten van en naar Marokko zijn, leidt evenmin tot de conclusie dat Marokko voor eisers geen veilig derde land is, omdat dit slechts tijdelijke belemmeringen zijn.
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder de gegevens waarnaar eisers hebben verwezen en de door hen gestelde feiten en omstandigheden, terecht niet heeft aangemerkt als nieuwe elementen of bevindingen die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van hun aanvragen. Verweerder heeft de aanvragen van eisers niet-ontvankelijk mogen verklaren op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw.
9. Eiseres heeft nog aangevoerd dat verweerder haar ten onrechte geen dwangsom heeft toegekend vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Dat haar aanvraag en die van eiser op dezelfde datum zijn ingediend betekent niet dat verweerder daarom geen schadevergoeding verschuldigd zou zijn.
10. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond van eiseres niet slaagt. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Artikel 4:17 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat in het geval dat aanvragen gelijktijdig zijn ingediend, daar afzonderlijk op moet worden beslist en dat als niet tijdig is beslist op de afzonderlijke aanvragen, het bestuursorgaan in beginsel afzonderlijke dwangsommen verschuldigd is. Een redelijke uitleg van artikel 4:17 van de Awb brengt mee dat van dit beginsel kan worden afgeweken als de aanvragen gelijktijdig zijn gedaan en zodanig met elkaar samenhangen dat in feite van één te beoordelen aanvraag moet worden gesproken.1 In het geval van eisers is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een samenhang tussen hun asielaanvragen. Eisers zijn familie, hebben gelijktijdig een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend en verweerder heeft gelijktijdig op die aanvragen beslist. Er is door eisers niet aannemelijk gemaakt dat geen sprake zou zijn van vorenbedoelde samenhang. Omdat sprake is van samenhang en daarom in feite sprake is van één te beoordelen aanvraag, wordt slechts één dwangsom verbeurd.
11. Uit het voorgaande volgt dat de beroepen ongegrond zijn.
12. Gegeven de beslissing in de hoofdzaken is er geen grond voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorzieningen, zodat deze verzoeken worden afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.