ECLI:NL:RBDHA:2020:7191

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 augustus 2020
Publicatiedatum
31 juli 2020
Zaaknummer
C/09/594946 / KG RK 20-794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek en oplegging wrakingsverbod in civiele procedure

Op 3 augustus 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, vertegenwoordigd door mr. P.J.Ph. Dietz de Loos. Verzoekster had de wrakingskamer gewraakt omdat de rechters geen toestemming gaven voor het maken van camerabeelden tijdens de zitting. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechters over het maken van opnames een procedurele beslissing betreft en geen grond vormt voor wraking. Er waren geen bijzondere omstandigheden die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden.

Daarnaast legde de wrakingskamer verzoekster een wrakingsverbod op, omdat de gemachtigde van verzoekster het wrakingsverzoek had gebruikt om zijn visie op de maatschappij en de rol van de rechter te delen, wat niet het doel van een wrakingsverzoek is. De wrakingskamer concludeerde dat er misbruik was gemaakt van de wrakingsprocedure, die bedoeld is om de onpartijdigheid van rechters te waarborgen. De wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af en bepaalde dat een volgend verzoek tot wraking in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.

De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De zaak betreft een civiele procedure en de wrakingskamer heeft de voortgang van de hoofdzaak bepaald in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2020/31
zaak- /rekestnummer: C/09/594946 / KG RK 20-794
hoofdzaak: C/09/592407 / KG RK 20-558
Beslissing van 3 augustus 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] c.s.,
statutair gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos te Wassenaar,
strekkende tot de wraking van
mrs. J. Eisses, O.M. Harms en M.P.M. Loos,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.
Belanghebbende in deze procedure is:
[belanghebbende] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats] ,
advocaat: mr. M.C. Schepel te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 22 juni 2020 met daarin het mondelinge wrakingsverzoek;
- de schriftelijke reactie namens de belanghebbende van 26 juni 2020;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 29 juni 2020;
- de brief met bijlagen namens verzoekster van 1 juli 2020, onder meer inhoudende de uitwerking van het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor, alsmede een verzoek om uitstel van de zitting, een verzoek om een behandeltijd van tweeënhalf uur en een verzoek tot het maken van camera- en audio-opnamen door De Blauwe Tijger Media;
- de brief met bijlagen namens verzoekster van 2 juli 2020;
- een fax namens de voorzitter van de wrakingskamer van 17 juli 2020, onder meer inhoudende de mededeling dat de mondelinge behandeling van 20 juli 2020 slechts zal gaan over het verzoek tot wraking van de wrakingskamer van 22 juni 2020, de afwijzing van het verzoek om extra behandel- en spreektijd en een toewijzing van het verzoek tot het laten maken van camera- en audio-opnamen door De Blauwe Tijger Media.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger verzoekster] (hierna: [vertegenwoordiger verzoekster] ) namens verzoekster, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.J.Ph. Dietz de Loos;
- mr. M.C. Schepel namens de belanghebbende;
- [adviseur] , adviseur van [vertegenwoordiger verzoekster] ;
De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak met nummer C/09/592407 / KG RK 20-558 (hierna: de eerste wrakingsprocedure). In de eerste wrakingsprocedure was aan de orde het verzoek van verzoeker tot wraking van mrs. H. Vetter, A.C. Bordes en J. Smeets, civiele rechters in deze rechtbank. De rechters vormden in de eerste wrakingsprocedure de behandelend wrakingskamer en zijn tijdens de mondelinge behandeling op hun beurt gewraakt.
2.2.
Verzoekster heeft blijkens het mondelinge en schriftelijke verzoek het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. De rechters hebben verzoekster voorafgaand aan en op de wrakingszitting geen toestemming gegeven tot het maken van camerabeelden van de wrakingszitting van 22 juni 2020. Naar het oordeel van verzoekster is dit een onacceptabele beslissing geweest, omdat het een openbare zitting betreft en het een fundamenteel recht is om de behandeling van een zaak op te mogen nemen.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. De rechters hebben zich op het standpunt gesteld dat zij mr. Dietz de Loos op 19 juni 2020 per e-mail hebben bericht dat het verzoek tot het maken van opnames van de zitting van 22 juni 2020 wordt afgewezen, omdat dit op basis van de huisregels van de rechtbank niet is toegestaan. Op de zitting heeft de voorzitter dit verzoek en de beslissing daarop genoemd, waarop het wrakingsverzoek werd gedaan. Van enige (opgewekte schijn van) partijdigheid is naar het oordeel van de rechters geen sprake.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt voorop dat de rechter die de zaak behandelt bij een mondelinge behandeling van de zaak de regie voert. De rechter bepaalt het verloop en de voortgang van de zitting en de wijze van behandeling en heeft in deze regierol een grote vrijheid. Dat geldt dus ook voor de rechters die onderdeel uitmaken van een wrakingskamer, als zij een wrakingsverzoek beoordelen. De beslissing van de rechters dat het verzoekster niet was toegestaan opnames te maken van de wrakingszitting, is naar het oordeel van de wrakingskamer een beslissing over de gang van zaken op de zitting. Dergelijke procedurele of organisatorische beslissingen kunnen in beginsel geen grond vormen voor wraking. Dit is alleen anders, als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Door verzoekster is niet gesteld dat dit het geval is, en hiervan is de wrakingskamer ook niet gebleken. Het wrakingsverzoek wordt daarom afgewezen.
3.3.
De wrakingskamer stelt vast dat [vertegenwoordiger verzoekster] het namens verzoekster gedane verzoek tot wraking van de wrakingskamer aanwendt om uitgebreid zijn visie op de maatschappij en de rol die de rechter volgens hem daarin zouden moeten spelen onder de aandacht te brengen. Zijn uitlatingen zien niet op handelen van de gewraakte rechters, maar op de rechtspraak in het algemeen. Hiervan getuigt onder meer de opmerking van [vertegenwoordiger verzoekster] dat hij niet wilde antwoorden op de vraag van de wrakingskamer wat zijn concrete verwijt is aan de rechters, maar dat het hem gaat “om het vertrouwen in de rechter” in het algemeen. Hiervoor is de wrakingsprocedure niet bedoeld. De wraking van een rechter heeft betrekking op zijn rechterlijke onpartijdigheid en raakt de kern van de rechtspraak. Het is niet de bedoeling dat een wrakingsverzoek voor een ander doel wordt gebruikt, zoals hier het geval is. Naar het oordeel van de wrakingskamer heeft verzoekster hierdoor dan ook misbruik gemaakt van de bevoegdheid tot wraking van de rechters. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling wordt genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af;
4.2.
bepaalt dat het proces in de eerste wrakingsprocedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoekster p/a haar advocaat, mr. P.J.Ph. Dietz de Loos;
• de rechters;
• de belanghebbende p/a haar advocaat, mr. M.C. Schepel.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. E.F. Brinkman, R. Cats en J. Brandt in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. van Holsteijn en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2020.
Bij ontstentenis van de voorzitter ondertekend door de oudste rechter.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.