In deze zaak hebben eisers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvragen tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn door verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, is overschreden. Eisers hebben verweerder op 11 februari 2020 in gebreke gesteld, maar tot op heden is er nog geen beslissing genomen. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk gegrond zijn en dat verweerder een dwangsom heeft verbeurd. De hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 1442,-, berekend over de periode van 26 februari 2020 tot en met 7 april 2020.
De rechtbank overweegt dat aanvragen van echtparen inhoudelijk samenhangen, waardoor verweerder in beginsel slechts één dwangsom kan verbeuren. In dit geval zijn eisers getrouwd en hebben zij verklaard dat zij beiden werkzaam waren bij de Turkse ambassade in China, waar zij politieke taken uitvoerden. De rechtbank concludeert dat verweerder één dwangsom voor eisers gezamenlijk heeft verbeurd. Daarnaast heeft de rechtbank een langere beslistermijn opgelegd van zestien weken na de uitspraak, gezien de verhoogde instroom en capaciteitsproblemen bij verweerder, mede door de coronacrisis. Indien deze termijn wordt overschreden, verbeurt verweerder een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-.
Tot slot veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 262,50, aangezien de zaken samenhangend zijn en de behandeling van de beroepen geen extra inspanning heeft vereist. De uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, en is openbaar gemaakt, hoewel niet in een openbare zitting vanwege coronamaatregelen.