ECLI:NL:RBDHA:2020:7090

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2020
Publicatiedatum
29 juli 2020
Zaaknummer
C/09/573344 / HA ZA 19-478
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid makelaar bij verhuur woning en hennepplantage

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, vordert eiser, eigenaar van een woning, schadevergoeding van de makelaardij en een medegedaagde, na de ontdekking van een hennepplantage in zijn verhuurde woning. Eiser stelt dat er een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen hem en de makelaardij, en dat deze tekortgeschoten is in haar zorgplicht door onvoldoende onderzoek te doen naar de huurder. De rechtbank oordeelt dat er geen bemiddelingsovereenkomst tussen eiser en de makelaardij is ontstaan, omdat de makelaardij enkel optrad voor de huurder. De rechtbank concludeert dat de makelaardij niet onrechtmatig heeft gehandeld en dat er geen tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst is. Eiser wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten vergoeden. Het vonnis is gewezen op 15 juli 2020.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/573344 / HA ZA 19-478
Vonnis van 15 juli 2020
in de zaak van
[eiser]te [plaats 1] , [land] ,
eiser,
advocaat mr. T.M. van Dijk te Den Haag,
tegen

1.[de Makelaardij] B.V.,

2.
[gedaagde, sub 2] ,
te [plaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. E.T. van den Hout te Amsterdam.
Eiser wordt hierna ‘ [eiser] ’ genoemd. Gedaagden worden hierna afzonderlijk ‘[de Makelaardij]’ en ‘ [gedaagde, sub 2] ’ en gezamenlijk ‘[de Makelaardij c.s.]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 mei 2019, met producties 1 tot en met 9,
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6,
- het tussenvonnis van 4 september 2019 waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van de op 3 juni 2020 gehouden comparitie, die vanwege de beperkende maatregelen als gevolg van het coronavirus via Skype voor bedrijven is gehouden, en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Het proces-verbaal van comparitie is met instemming van partijen buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om eventuele onjuistheden per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. Partijen hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] , sinds 2012 woonachtig te [land] , is eigenaar van een woning gelegen aan de [adres] (‘de woning’). De woning stond eind 2013 leeg.
2.2.
[gedaagde, sub 2] is makelaar en enig bestuurder van [de Makelaardij]. Het kantoor is sinds 1978 gevestigd in [plaats 2] en is geregistreerd bij de Nederlandse Vereniging van Makelaars (‘NVM’).
2.3.
Eind 2013 heeft de heer [A] (‘ [A] ’) zich gemeld bij [de Makelaardij c.s.] omdat hij op zoek was naar een huurwoning. [de Makelaardij c.s.] heeft de opdracht van [A] om te bemiddelen bij het vinden van een huurwoning aangenomen. Omdat het [gedaagde, sub 2] bekend was dat de woning van [eiser] leeg stond, heeft hij [eiser] benaderd met de vraag of hij belangstelling had om de woning te verhuren aan [A] .
2.4.
Op 19 januari 2014 is tussen [eiser] en [A] een ‘Huurovereenkomst tijdelijke verhuur van woonruimte’ (‘de huurovereenkomst’) tot stand gekomen, uit hoofde waarvan [eiser] de woning aan [A] heeft verhuurd. Het voorblad van de huurovereenkomst is afgedrukt op briefpapier van [de Makelaardij]. De huurovereenkomst is ondertekend door [eiser] en [A] . In de huurovereenkomst is onder meer – voor zover hier relevant – het volgende vastgelegd:

Het gehuurde, bestemming
1.1
Deze overeenkomst heeft betrekking op de gestoffeerde woonruimte, hierna te
noemen: “het gehuurde”, plaatselijk bekend als[Straatnaam] [huisnummer] , [postcode] [plaats 2] ,
met een woonoppervlakte van ca.410 m².
1.2
De staat van het gehuurde bij aanvang van de huur zal worden vastgelegd in een door
beide partijen te ondertekenen inspectierapport waarvan elk van partijen een exemplaar ontvangt.
1.3
Het gehuurde is uitsluitend bestemd om te worden gebruikt als woonruimte.
(…)
Duur van de overeenkomst
3.1
Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 12 maanden, ingaande op 1 februari 2014 tot en met 31 januari 2015.
3.2
Huurder erkent dat de huurovereenkomst van tijdelijke aard is. Na afloop van de in artikel 3.1 omschreven termijn zal verhuurder het gehuurde weer zelf gaan bewonen en bedingt verhuurder hierbij uitdrukkelijk dat het gehuurde na afloop van de in artikel 3.1 overeengekomen huurperiode dient te zijn ontruimd.
3.3
Ondanks dat deze huurovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd dient die op grond van de wetgeving te worden opgezegd tegen het einde van de in artikel 3.1 genoemde huurperiode met inachtneming van de wettelijke opzegtermijn.
(…)
Betalingsverplichting, betaalperiode
(…)
4.3
Per betaalperiode van3 maandenbedraagt bij aanvang van de huur:
A. de huurprijs€ 18.000,00
(…)
Waarborgsom, bankgarantie of borgstelling
7.1
Voor of uiterlijk bij oplevering van het gehuurde aan huurder dient huurder aan verhuurder een waarborgsom ten bedrage van € 18.000,00 te verstrekken als zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen.
Beheerder
8.1
Totdat verhuurder anders meedeelt, treedt als beheer op:de heer [eiser]
(…)
2.5.
[A] heeft € 6.000,- courtage aan [de Makelaardij c.s.] betaald.
2.6.
De huurovereenkomst is na afloop van de huurperiode van een jaar (tot 31 januari 2015) stilzwijgend verlengd voor onbepaalde duur.
2.7.
Op 2 oktober 2018 is bij een inval van de politie een grote hennepkwekerij in de woning aangetroffen. [A] is na de inval als verdachte aangemerkt. Tegen hem loopt een strafrechtelijke procedure. [eiser] heeft zich in het strafproces gevoegd als benadeelde partij.
2.8.
Op 10 oktober 2018 heeft EMN te Capelle aan den IJssel in opdracht van de opstalverzekeraar van [eiser] een “Voorlopig rapport van expertise” opgesteld om de schade aan de woning in kaart te brengen. In dit rapport is onder meer opgenomen:

Schaderaming
De schade door het optreden van de politie lijkt beperkt tot een deur in de woning, de toegangsdeur is onbeschadigd, en een c.v.-ketel die van de wand gerukt is. De hiermee verband houdende kosten ramen wij vooralsnog op circa € 10.000,-. Ook zal verzekerde kosten moeten maken om de kwekerij te slopen en af te voeren.
De overige kosten betreffende het herstel van de woning zal nader geïnspecteerd moeten worden nadat de wietkwekerij afgevoerd is. Ten tijde van ons bezoek waren de wanden nog met plastic afgedekt en was met name de kelder moeilijk te betreden. Echter, de hiermee verband houdende kosten ramen wij vooralsnog op circa € 150.000,-. Met name het laatstgenoemde bedrag betreft een grove schatting en zal eerst na een nadere inspectie nader onderbouwd kunnen worden.”.
2.9.
[eiser] heeft een offerte laten opstellen door ‘TOP Renovations’ voor het herstellen van de schade. Het offertebedrag bedraagt € 291.098,10.
2.10.
De verzekeraar van [eiser] vergoedt de door hem geleden schade niet. [eiser] heeft zijn schade (vooralsnog) evenmin kunnen verhalen op [A] (die failliet is gegaan).
2.11.
Bij brief van 3 december 2018 heeft [eiser] [de Makelaardij c.s.] aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van de in zijn woning aangebrachte hennepkwekerij en verzocht de schade te vergoeden. Bij brief van 17 april 2019 heeft [eiser] voornoemde aansprakelijkstelling en het verzoek schadevergoeding te betalen, herhaald. [de Makelaardij c.s.] is niet tot erkenning van aansprakelijkheid of betaling van schadevergoeding overgegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na wijziging van eis, bij vonnis:
I. te verklaren voor recht dat [de Makelaardij c.s.] (tezamen / afzonderlijk) tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen althans, dat zij onrechtmatig heeft gehandeld althans, dat zij de zorgplicht jegens [eiser] heeft geschonden;
II. te verklaren voor recht dat [de Makelaardij c.s.] (tezamen / afzonderlijk) verplicht is de door [eiser] reeds geleden en nog te lijden schade te vergoeden;
III. [de Makelaardij c.s.] (hoofdelijk) te veroordelen tot betaling van de door [eiser] reeds geleden schade, thans bepaald op een bedrag van € 399.098,10 en voor het meerdere nader op te maken bij staat;
IV. de (bemiddelings)overeenkomst tussen [de Makelaardij c.s.] en [eiser] , te ontbinden;
V. [de Makelaardij c.s.] te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, nader op te maken bij staat, althans de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente indien niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden.
3.2.
[eiser] legt primair aan zijn vorderingen ten grondslag dat tussen hem en [de Makelaardij c.s.] in verband met de verhuur van de woning een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen. [de Makelaardij c.s.] is tekortgeschoten in de nakoming van deze overeenkomst door niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen. [de Makelaardij c.s.] heeft de in dit verband op een makelaar rustende zorgplicht geschonden, onder meer door van tevoren onvoldoende onderzoek te doen naar de persoon en kredietwaarigheid van huurder [A] . Deze tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding van de bemiddelingsovereenkomst overeenkomstig artikel 6:265 BW. Verder levert het handelen van [de Makelaardij c.s.] een onrechtmatige daad op. [de Makelaardij c.s.] is daarom schadeplichtig op grond van artikel 6:74 dan wel artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Aldus steeds [eiser] .
3.3.
[de Makelaardij c.s.] concludeert tot afwijzing van de vorderingen. [de Makelaardij c.s.] betwist dat met [eiser] een bemiddelingsovereenkomst is gesloten. Van een tekortkoming in de nakoming kan alleen daarom al geen sprake zijn, aldus [de Makelaardij c.s.] Bovendien is er volgens [de Makelaardij c.s.] geen zorgplicht geschonden en is er niet onrechtmatig gehandeld. [de Makelaardij c.s.] is dan ook niet tot enige schadevergoeding gehouden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In geschil is allereerst of tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst tot stand is gekomen in verband met de verhuur van de woning van [eiser] . De rechtbank overweegt in dit kader dat de bemiddelingsovereenkomst (artikel 7:425 BW) een vorm van een overeenkomst van opdracht (artikel 7:400 BW) is waarvoor de algemene regels voor de totstandkoming van een overeenkomst gelden. Dat betekent dat de bemiddelingsovereenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan (6:217 BW). Of sprake is van een aanbod en of dit aanbod is aanvaard, moet worden beoordeeld aan de hand van de zogeheten wilsvertrouwensleer (artikel 3:33 en 3:35 BW). Dat wil zeggen dat een en ander afhangt van de bedoeling van partijen, waarbij het erop aankomt wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden.
Daarbij geldt dat partijen in elk geval over de essentiële onderdelen van de overeenkomst overeenstemming moeten hebben bereikt.
4.2.
Namens [eiser] is in dit verband in de dagvaarding betoogd dat hij opdracht heeft gegeven aan [de Makelaardij c.s.] om te bemiddelen bij de verhuur van de woning van [eiser] . Ter comparitie van partijen heeft [eiser] anders verklaard, namelijk dat hij geen opdracht heeft gegeven aan [de Makelaardij c.s.], maar dat [A] dat heeft gedaan en dat [gedaagde, sub 2] vervolgens [eiser] heeft benaderd met een potentiële huurder. Dit is in lijn met wat door [de Makelaardij c.s.] naar voren is gebracht, namelijk dat [A] hem heeft benaderd met de opdracht een huurwoning voor hem te vinden en dat [A] hiervoor courtage betaalde en dat geen sprake was van een bemiddelingsopdracht van [eiser] .
4.3.
De rechtbank kan uit deze feiten en omstandigheden niet de totstandkoming van een bemiddelingsovereenkomst tussen [eiser] en [de Makelaardij c.s.] afleiden. Juist tussen [A] en [de Makelaardij c.s.] is een bemiddelingsovereenkomst tot stand gekomen uit hoofde waarvan [gedaagde, sub 2] [eiser] heeft benaderd met de vraag of hij zijn woning wilde verhuren aan [A] en waarna een huurovereenkomst tussen [eiser] en [A] tot stand is gekomen. Deze handelingen vallen binnen het bereik van de werkzaamheden uit hoofde van de bemiddelingsovereenkomst met [A] . Immers, overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:425 BW heeft [de Makelaardij c.s.], tegen een vergoeding, als tussenpersoon geholpen om een (huur)overeenkomst tot stand te brengen tussen opdrachtgever [A] en een derde, in dit geval [eiser] . De handelingen van [de Makelaardij c.s.] in dit verband impliceren niet, anders dan [eiser] lijkt te betogen, dat ook een overeenkomst tussen [eiser] en [de Makelaardij c.s.] had te gelden.
4.4.
[eiser] heeft ook anderszins geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit de totstandkoming van een separate bemiddelingsovereenkomst tussen hem en [de Makelaardij c.s.] volgt. Gesteld noch gebleken is dat in dit verband sprake is geweest van een concreet aanbod en de aanvaarding daarvan. Evenmin heeft [eiser] voldoende concreet gesteld wat partijen dan precies zijn overeengekomen en wat de essentialia van die overeenkomst waren. [eiser] heeft nog wel aangevoerd dat [de Makelaardij c.s.] de huurovereenkomst heeft opgesteld, de sleuteloverdracht heeft georganiseerd en een keer eerder een woning van [eiser] heeft verhuurd. Dit vormen naar oordeel van de rechtbank echter geen omstandigheden waaruit – conform de wilsvertrouwensleer – (de bedoeling van) de totstandkoming van een bemiddelingsovereenkomst moet worden afgeleid.
4.5.
Op grond van het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de stelling van [eiser] dat tussen partijen een bemiddelingsovereenkomst te gelden had, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van [de Makelaardij c.s.], niet, althans onvoldoende met relevante feiten en gegevens is onderbouwd. Bij deze stand van zaken ontbreken de feitelijke aanknopingspunten voor bewijslevering.
4.6.
Nu niet is komen vast te staan dat er een bemiddelingsovereenkomst bestond tussen partijen, kan ook geen sprake zijn van een tekortkoming in de nakoming van een dergelijke overeenkomst aan de zijde van [de Makelaardij c.s.] Voor zover de vorderingen van [eiser] gegrond zijn op deze gestelde tekortkoming in de nakoming van de bemiddelingsovereenkomst, moeten deze dus worden afgewezen. Dit betekent dat in ieder geval de vordering onder IV, strekkende tot ontbinding van de vermeende bemiddelingsovereenkomst, wordt afgewezen.
4.7.
[eiser] heeft verder aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat [de Makelaardij c.s.] onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem. In dit verband heeft [eiser] onder meer aangevoerd dat [de Makelaardij c.s.] huurder [A] vooraf onvoldoende heeft gescreend en [eiser] onvoldoende op de risico’s van een hennepplantage heeft gewezen en daarover niets in de huurovereenkomst is opgenomen. Volgens [eiser] rustte op [de Makelaardij c.s.] ook ná het sluiten van de huurovereenkomst een zorgplicht, te meer omdat [eiser] in [land] verbleef. [eiser] heeft betoogd dat [de Makelaardij c.s.] in dit verband onvoldoende zorgvuldig is geweest door signalen van misbruik van de woning niet bij [eiser] te melden en een tweede woning aan [A] te verhuren. Hiermee heeft [de Makelaardij c.s.] in strijd gehandeld met de op hem rustende zorgplicht, zoals onder meer neergelegd in de NVM-gedragscode, zodat [de Makelaardij c.s.] aansprakelijk is voor de door [eiser] geleden schade, aldus [eiser] . [de Makelaardij c.s.] heeft dit gemotiveerd bestreden.
4.8.
De rechtbank stelt voorop dat een makelaar ook ten opzichte van bij zijn werkzaamheden betrokken derden – in dit geval [eiser] – een bepaalde zorgplicht heeft. Ook jegens derden dient een makelaar de zorgvuldigheid in acht te nemen die mede gelet op zijn positie in het maatschappelijk verkeer van hem mag worden gevergd. Evenals bij het beoordelen van zijn handelen richting een opdrachtgever, geldt ook bij de beantwoording van de vraag of gedragingen van een makelaar jegens derden voldoende zorgvuldig zijn geweest, de norm van een ‘redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot’. Of voldoende zorgvuldig is gehandeld door een makelaar moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval (vgl. HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV6162). Een makelaar handelt onrechtmatig tegenover een betrokken derde als niet de zorgvuldigheid wordt betracht die in de gegevens omstandigheden mag worden verwacht. Lijdt de derde hierdoor schade, dan is de makelaar daarvoor in beginsel op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk. Bij een dergelijke beoordeling moet wel worden meegewogen dat een makelaar een partijdige belangenbehartiger (voor de opdrachtgever) is.
4.9.
De rechtbank oordeelt – hetgeen is overwogen onder 4.8 in aanmerking nemend en in het licht van de omstandigheden van deze kwestie – dat [de Makelaardij c.s.] niet onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiser] . Daarbij betrekt de rechtbank het volgende.
4.10.
[de Makelaardij c.s.] is mede in het licht van het feit dat zij optrad voor [A] , voldoende zorgvuldig geweest bij de screening van [A] voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst. Zoals [de Makelaardij c.s.] onbetwist heeft betoogd was [A] een bekend persoon in [plaats 2], runde hij verschillende restaurants en was er op dat moment geen andere informatie bekend dan dat [A] er financieel goed voor stond. Mede omdat [eiser] vooraf – vanwege een eerdere slechte ervaring – zorgen had over de kredietwaardigheid van een nieuwe huurder had het op zich op de weg van [de Makelaardij c.s.] gelegen het aan [eiser] te melden als er twijfels waren over de persoon of kredietwaardigheid van [A] . Gesteld nog gebleken is echter dat die twijfels er op dat moment waren. Zoals [de Makelaardij c.s.] heeft betoogd, leek het [A] juist voor de wind te gaan. De rechtbank overweegt in dit verband ook dat problemen met betrekking tot de kredietwaardigheid aan de zijde van [A] ook nadien (voor alle partijen) lange tijd niet aanwezig leken nu [A] voor een periode van jaren steeds de huurpenningen tijdig betaalde. Mede in het licht van het voorgaande rustte op [de Makelaardij c.s.] geen verplichting om nader onderzoek te doen naar [A] (ten behoeve van [eiser] ).
4.11.
Ook ten aanzien van de inhoud van de huurovereenkomst kan [de Makelaardij c.s.] geen verwijt worden gemaakt. Ten eerste geldt dat de huurovereenkomst is overeengekomen tussen [eiser] en [A] en dat [de Makelaardij c.s.] hier slechts een faciliterende rol bij heeft gespeeld. In die rol heeft [de Makelaardij c.s.] meegedacht ten aanzien van het – naar wens van [eiser] – opnemen van bepalingen over een waarborgsom, vooruitbetaling van de huur en tijdelijkheid van de overeenkomst. [de Makelaardij c.s.] heeft hierbij naar het oordeel van de rechtbank voldoende zorgvuldigheid in acht genomen, mede gezien haar beperkte rol. Haar rol ging niet zo ver dat zij (derde) [eiser] had moeten adviseren over het opnemen van een clausule ten aanzien van een hennepplantage en in het algemeen over de risico’s in dat verband, te meer omdat niet is gebleken dat er destijds signalen waren die in die richting wezen.
4.12.
Dat [de Makelaardij c.s.] in 2017 betrokken is geweest bij de verhuur van een ander pand aan [A] levert evenmin een schending van de zorgplicht op. De zorgplicht van een makelaar gaat niet zo ver dat hij een aantal jaren na het bemiddelen bij het sluiten van een huurovereenkomst, ten behoeve van de verhuurder van destijds, moet nagaan hoe en waarom zijn opdrachtgever een nieuwe woning wil huren. Bovendien was de huurovereenkomst van de woning van [eiser] slechts voor een jaar aangegaan en is deze zonder enige bemoeienis van [de Makelaardij c.s.] steeds stilzwijgend verlengd door [eiser] en [A] . Daarbij komt nog dat [A] , zoals [de Makelaardij c.s.] onbetwist heeft gesteld, aan [de Makelaardij c.s.] heeft toegelicht waarom hij een nieuwe woning wilde huren en [de Makelaardij c.s.] vervolgens, zoals blijkt uit het bericht overgelegd als productie 8 bij conclusie van antwoord, aan [A] heeft gevraagd of hij de huur bij [eiser] had opgezegd. De stelling dat [de Makelaardij c.s.] geweten zou hebben van het feit dat [A] ook nog via een andere makelaar een (derde) pand had gehuurd, zoals door [eiser] gesteld, is door [de Makelaardij c.s.] stellig betwist en vervolgens door [eiser] niet nader onderbouwd.
4.13.
Mede omdat de huurovereenkomst tussen [eiser] en [A] van tijdelijke aard was en [de Makelaardij c.s.] in de eerste plaats optrad voor [A] , kon ook niet van [de Makelaardij c.s.] worden gevergd dat zij in de jaren na de totstandkoming van de huurovereenkomst steeds alert bleef op signalen van misbruik van de woning van [eiser] door [A] . Daarbij komt dat [eiser] niet concreet heeft kunnen maken welke signalen [de Makelaardij c.s.] dan zou hebben gehad en had moeten melden bij [eiser] . [de Makelaardij c.s.] heeft onbetwist gesteld dat haar tot de inval van de politie op 2 oktober 2018 niets bekend was over de hennepplantage(s). Bovendien heeft [eiser] zelf in de tussentijd contact gehad met [A] en was er ook bij hem (en anderen) blijkbaar geen reden te twijfelen aan zijn handelen op dat moment. Mede in dit licht kan [de Makelaardij c.s.] hier geen verwijt worden gemaakt.
4.14.
Tot slot overweegt de rechtbank nog het volgende ten aanzien van het betoog van [eiser] ter comparitie, inhoudende dat [de Makelaardij c.s.] ook onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij ten tijde van de onderhavige kwestie niet verzekerd was voor beroepsaansprakelijkheid, althans dat te dien aanzien problemen speelden. De rechtbank ziet niet in hoe een en ander zou moeten leiden tot toewijzing van de onderhavige vorderingen. Ten eerste heeft [eiser] onvoldoende toegelicht hoe het al dan niet verzekerd zijn een onrechtmatige daad jegens [eiser] zou kunnen opleveren en ten tweede valt, zeker zonder toelichting, ook niet in te zien dat dit enig (causaal) verband heeft met de hier gevorderde schade.
4.15.
De rechtbank komt tot de slotsom dat [de Makelaardij c.s.] tegenover [eiser] de zorgvuldigheid heeft betracht die in de gegeven omstandigheden van een makelaar mag worden verwacht. [de Makelaardij c.s.] heeft de in dezen op haar rustende zorgplicht niet geschonden. Van onrechtmatig handelen is dan ook geen sprake. Dat betekent dat ook artikel 6:162 BW geen grondslag vormt voor de vorderingen van [eiser] , zodat deze moeten worden afgewezen.
4.16.
Nu de vorderingen van [eiser] reeds om voornoemde redenen stranden, wordt niet toegekomen aan bespreking van het causaal verband en de schade en hetgeen partijen daarover naar voren hebben gebracht. Dat brengt ook met zich dat, zoals besproken bij comparitie van partijen, [de Makelaardij c.s.] geen gelegenheid meer behoeft te krijgen om zich bij antwoordakte uit te laten over de omvang van de schade.
Proceskosten
4.17.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [de Makelaardij c.s.] worden tot op heden begroot op:
  • griffierecht 4.030,00
  • salaris advocaat 6.198,00(2,0 punten x tarief € 3.099,00)
Totaal 10.228,00
4.18.
Voor afzonderlijke veroordeling in de nakosten bestaat geen grond, nu de kostenveroordeling ook voor deze nakosten een executoriale titel oplevert (vgl. HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, NJ 2011/237). De rechtbank zal, zoals gevorderd, de nakosten begroten conform het daarop toepasselijke liquidatietarief.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [de Makelaardij c.s.] tot op heden begroot op € 10.228,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en op € 157,00 aan nog te maken nakosten, te vermeerderen met € 82,00 in geval van betekening;
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Erich en in het openbaar uitgesproken door mr. D. Nobel, rolrechter, op 15 juli 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 2513