Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 juli 2020 uitspraak gedaan over het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had op 19 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De wettelijke beslistermijn eindigde op 19 april 2020, maar verweerder heeft geen beslissing genomen. Eiser heeft verweerder op 3 mei 2020 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat de beslistermijn was overschreden.
De rechtbank erkent dat verweerder zich op overmacht kan beroepen vanwege de coronamaatregelen, maar stelt dat dit niet betekent dat de dwangsom niet verbeurd is. De rechtbank legt een afwijkende beslistermijn op van zestien weken, waarbij verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt als deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, die is opgebouwd vanaf twee weken na de ingebrekestelling tot de uitspraak.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming in asielzaken en de verplichting van verweerder om aanvragen binnen een redelijke termijn te behandelen. De rechtbank heeft de kosten van de rechtsbijstand van eiser vastgesteld op € 262,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Groeneveld, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen.