Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
zaaknummer: NL20.12474
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 27 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. Khalaf, had op 15 juni 2020 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel, ingediend op 26 juni 2019. De rechtbank oordeelde dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twee weken na de overmachtsperiode van 16 maart tot 16 mei 2020 een besluit had genomen. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep gegrond was, aangezien de beslistermijn was overschreden en er inmiddels meer dan 42 dagen waren verstreken zonder besluit.
De rechtbank volgde de redenering van verweerder dat er sprake was van overmacht door de coronamaatregelen, maar stelde vast dat dit niet vrijstelde van de verplichting om tijdig een besluit te nemen. De rechtbank legde een afwijkende beslistermijn op van zestien weken voor het nemen van een besluit, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, tot een maximum van € 7.500,-. Daarnaast werd de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 262,50.
De uitspraak werd gedaan door mr. A.P. Hameete, in aanwezigheid van griffier mr. R. Groeneveld. Vanwege de coronamaatregelen kon de uitspraak niet openbaar worden gedaan, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.