ECLI:NL:RBDHA:2020:6948

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
C/09/594247 / JE RK 20-1328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing en wijziging zorgregeling in het kader van de ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 1 juli 2020 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoekschrift van de vader van een minderjarige, geboren in 2017, met betrekking tot de wijziging van de zorgregeling en het vervallen van een schriftelijke aanwijzing die door de gecertificeerde instelling was gegeven. De vader, zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.J. van Bel. De moeder van de minderjarige heeft zich niet verzet tegen het verzoek van de vader. De kinderrechter heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder eerdere beschikkingen en het verzoekschrift zelf.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de minderjarige is erkend door de vader en verblijft feitelijk bij de moeder. De kinderrechter had eerder bepaald dat de omgang tussen de vader en de minderjarige begeleid zou plaatsvinden onder regie van de gecertificeerde instelling. De vader verzocht om de schriftelijke aanwijzing, die de omgang beperkte, te laten vervallen en om onbegeleide omgang met de minderjarige toe te staan. De kinderrechter oordeelde dat de gecertificeerde instelling bevoegd was om de omgang te wijzigen en dat er onvoldoende positieve veranderingen waren om de omgang onbegeleid te laten plaatsvinden. De kinderrechter wees zowel het verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing als het verzoek tot wijziging van de zorg- en opvoedingstaken af.

De kinderrechter concludeerde dat de agressieregulatieproblematiek van de vader en de onduidelijkheid over de stabiliteit van de relatie tussen de ouders een onbegeleide omgang in de weg stonden. De beslissing werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 21 juli 2020. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/594247 / JE RK 20-1328
Datum uitspraak: 1 juli 2020

Beschikking van de kinderrechter

Verzoek tot vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing
Wijziging zorgregeling (ex artikel 1:265g BW)
in de zaak naar aanleiding van het op 11 juni 2020 ingekomen verzoekschrift van:

[de man] ,

de vader,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
advocaat: mr. W.J. van Bel, te Rotterdam,
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedag] 2017 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift.
Op 1 juli 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- [vertegenwoordigers van de GI] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. Van Bel;
- de moeder.

Feiten

- [minderjarige] is erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 24 december 2019 de verdeling van de zorg- en opvoedtaken zodanig vastgesteld, dat de omgang tussen [minderjarige] en de vader begeleid zal plaatsvinden, onder regie van de gecertificeerde instelling, en dat de regie voor uitbreiding van de omgang, dan wel de beslissing tot onbegeleide omgang aan de gecertificeerde instelling wordt toevertrouwd.
- De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking d.d. 15 mei 2020 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd van 4 juni 2020 tot 4 juni 2021, alsmede van 15 mei 2020 tot 4 november 2020 machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.
- De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft de vader een
schriftelijke aanwijzing gegeven op 5 juni 2020, ertoe strekkende dat de bezoekregeling van
de vader wordt aangepast naar begeleide bezoeken, mits de vader een verwijzing aanvraagt
bij de huisarts voor aanmelding bij De Waag met betrekking tot behandeling/begeleiding.
Tevens dient de vader zich te houden aan een aantal bezoekafspraken.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt er toe de na te melden schriftelijke aanwijzing geheel vervallen te verklaren. Tevens strekt het verzoek ertoe om de bij beschikking d.d. 24 december 2019 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aan te passen opdat de vader onbegeleid bezoek met [minderjarige] wordt toegestaan. De uitspraak van de Hoge Raad van 14 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2321) heeft duidelijkheid geschapen over de mogelijkheden van de gecertificeerde instelling om een schriftelijke aanwijzing te geven. Hieruit blijkt dat artikel 1:265f BW de gecertificeerde instelling niet de bevoegdheid toekent om door middel van het geven van een schriftelijke aanwijzing houdende beperking van de omgang, een eerdere beschikking van de rechter inzake omgang opzij te zetten. De schriftelijke aanwijzing van 5 juni 2020 is hierdoor in strijd met het wettelijk systeem en dient derhalve vervallen verklaard te worden. Het verzoek tot wijziging van de zorgregeling wordt namens de vader als volgt gemotiveerd. Het contact tussen de vader en de gecertificeerde instelling verloopt niet altijd even vlekkeloos, maar desondanks hebben de vader en [minderjarige] recht op meer frequent en onbegeleid contact met elkaar. Het wordt onvoldoende onderbouwd dat gevreesd moet worden voor de veiligheid van [minderjarige] wanneer zij samen met de vader is. De opvoedkundige kwaliteiten van de vader zijn nooit betwist. De grief is echter altijd geweest dat de ouders volgens de gecertificeerde instelling een ongezonde relatie met elkaar hebben die tot ruzies heeft geleid waar [minderjarige] getuige van is geweest, waardoor zij geschaad is in haar ontwikkeling. Inmiddels hebben de ouders een familieplan opgesteld, dat reeds aan de gecertificeerde instelling is gepresenteerd. Daarnaast zijn de ouders weer bij elkaar en hebben zij een goede onderlinge verstandhouding. Gelet op de voorgeschiedenis van de ouders is het begrijpelijk dat de omgang tussen de ouders samen met [minderjarige] begeleid wordt, maar dat is niet nodig voor de omgang tussen de vader en [minderjarige] . Op dit moment wordt nog steeds vastgehouden aan beeldbellen, terwijl er wel weer ruimte is voor fysieke bezoeken. Namens de vader wordt verzocht om de zorgregeling zodanig te wijzigen dat de vader wekelijks onbegeleid bezoek heeft met [minderjarige] .
De vader heeft hier – kort en zakelijk weergegeven – het volgende op aangevuld. Gedurende de ondertoezichtstelling is er vanuit de gecertificeerde instelling gedreigd naar de vader toe. Als hij niet deed wat de gezinsvoogd hem zei, zouden er maatregelen volgen. De vader heeft het afgelopen jaar de gezinsvoogd slechts vier keer gezien. Dat zou niet zo weinig moeten zijn. De vader heeft zich altijd aan de afspraken gehouden. De vader heeft uit eigen beweging besloten om zich bij De Waag aan te melden. Samen met de moeder heeft hij gekozen voor een vorm van relatietherapie. Dat lijkt hem goed voor hen als ouders. De begeleide bezoeken met [minderjarige] verlopen altijd goed en de vader heeft dagelijks contact met het pleeggezin waar zij verblijft.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. Zij vindt dat de vader [minderjarige] zonder begeleiding moet kunnen zien. De verstandhouding tussen haar en de vader is goed en zij zijn bezig met een aanmelding bij De Waag. Daarnaast is zij samen met de vader aan het kijken voor een netwerkplaatsing van [minderjarige] .
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Het is juist dat de gecertificeerde instelling een wijziging van de zorgregeling had moeten indienen, maar dat dat niet is gebeurd. De afgelopen periode is opnieuw naar de gestelde bodemeisen gekeken, omdat de ouders weer bij elkaar zijn en de situatie daardoor is veranderd. Tijdens de begeleide bezoeken is er nog te veel onveiligheid voor [minderjarige] . Dat is met name gelegen in de agressieregulatieproblematiek van de vader. Het is lastig voor hem om tijdens de bezoeken zijn aandacht op [minderjarige] te houden, omdat hij regelmatig in discussie gaat met de gezinsvoogd. [minderjarige] krijgt deze spanningen mee en benoemt dat ook na de bezoeken. Het bieden van veiligheid, rust en structuur is een onderdeel van de opvoedtaken, maar de gecertificeerde instelling heeft de zorg dat de vader dat inzicht niet lijkt te hebben. Het is daarom belangrijk dat de bezoeken begeleid blijven plaatsvinden. Daarnaast heeft de gecertificeerde instelling twijfels of de ouders de behandeling bij De Waag daadwerkelijk zullen oppakken, omdat zij in het verleden ambivalent tegenover hulpverlening hebben gestaan. Het is echter vanwege de agressieregulatieproblematiek van de vader wel belangrijk dat hij behandeling volgt.

Beoordeling

Nu het verzoek binnen twee weken na toezending of uitreiking van genoemde beslissing aan de verzoeker ter griffie van deze rechtbank is ingediend, is verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat bij beschikking van 24 december 2019 is vastgesteld dat de omgang tussen de vader en [minderjarige] begeleid en onder regie van de gecertificeerde instelling plaatsvindt. In die beschikking wordt geen uitsluitsel gegeven over de vraag hoe de zorgregeling vorm wordt gegeven als het gaat om de frequentie van de bezoeken en of de vader daadwerkelijk een taak heeft in de opvoeding in de zin dat hij voor een (substantieel) deel van de tijd volledig de zorg voor [minderjarige] draagt. Naar het oordeel van de kinderrechter is er geen sprake van een daadwerkelijke zorgregeling die door de rechter is vastgesteld, maar wordt er slechts bepaald dat als er omgang zal plaatsvinden tussen de vader en [minderjarige] deze begeleid dient plaats te vinden en dan ook nog onder regie van de gecertificeerde instelling. Het is alleen een vaststelling van de vorm waarin de bezoeken plaatsvinden, namelijk begeleid. In het onderhavige geval betekent dit dat de gecertificeerde instelling wel bevoegd was om door het geven van een schriftelijke aanwijzing de omgang te wijzigen. Zeker nu in de beschikking van 24 december 2019 ook is vastgesteld dat de regie voor de omgang in handen van de gecertificeerde instelling komt te liggen. Er kan om voornoemde redenen geen sprake zijn van een vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing.
Voorts dient de kinderrechter te beoordelen of het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat de in de beschikking van 24 december vastgestelde regeling dat en slechts sprake kan zijn van onbegeleide omgang dient te worden gewijzigd in dier voege dat het contact thans onbegeleid dient plaats te vinden. De kinderrechter stelt vast dat sinds 24 december 2019 te weinig positieve veranderingen hebben plaatsgevonden die maken dat de vader nu onbegeleid bezoek met [minderjarige] kan hebben. Weliswaar hebben de ouders nu beter contact met elkaar, maar dit is nog zeer pril en onduidelijk is in hoeverre dat stand blijft houden gezien het turbulente verleden van de ouders. Daarnaast is het, gelet op de agressieregulatieproblematiek van de vader, noodzakelijk dat hij behandeling bij De Waag volgt. Gevolg van deze agressieregulatieproblematiek is onder meer dat de vader tijdens de bezoeken aan [minderjarige] verzandt in zijn frustratie jegens en conflicten met de gecertificeerde instelling. Daardoor is hij tijdens de bezoeken onvoldoende emotioneel beschikbaar voor [minderjarige] . Naar het oordeel van de kinderrechter is het dan ook niet in het belang van [minderjarige] dat de omgang met haar vader onbegeleid gaat plaatsvinden.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing;
wijst af het verzoek tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2020 door mr. S.M. Borkent, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 21 juli 2020.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen hoger beroep open, maar slechts cassatie in het belang der wet.