In deze zaak heeft eiseres, een Nigeriaanse vrouw geboren in 1978, op 9 juli 2019 een aanvraag ingediend voor toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 2 oktober 2019 afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft gemaakt. Dit bezwaar werd op 27 november 2019 ongegrond verklaard, wat leidde tot een beroep bij de rechtbank op 23 december 2019. De rechtbank heeft op 9 juli 2020 een zitting gehouden via videoverbinding, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris zich op het advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) heeft gebaseerd, dat concludeerde dat de noodzakelijke medische behandeling voor eiseres beschikbaar is in Nigeria. Eiseres betwistte de juistheid van dit advies en verwees naar een reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin werd gesteld dat de medische zorg in Nigeria zeer slecht is. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres geen concrete aanknopingspunten had aangedragen om te twijfelen aan het BMA-advies en dat zij niet had aangetoond dat de benodigde medische zorg niet toegankelijk was in Nigeria.
Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat de staatssecretaris het BMA-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag mocht leggen en dat de aanvraag van eiseres om uitstel van vertrek terecht was afgewezen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd gedaan op 24 juli 2020 door rechter M. van Nooijen, in aanwezigheid van griffier S.S.J. van Kooij.