ECLI:NL:RBDHA:2020:6890
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Kafala-kind in het kader van vreemdelingenrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor een Kafala-kind. Eiseres, een Marokkaans meisje geboren in 2013, had een aanvraag ingediend om bij haar referente in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat niet was aangetoond dat eiseres een onaanvaardbare toekomst in Marokko zou hebben en omdat de referente niet voldeed aan het middelenvereiste. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de rechtbank oordeelde dat de afwijzing terecht was. De rechtbank overwoog dat de referente niet voldoende had aangetoond dat zij in staat was om voor eiseres te zorgen en dat er onvoldoende bewijs was dat eiseres geen naaste bloed- of aanverwanten meer had in Marokko die voor haar konden zorgen. De rechtbank concludeerde dat de belangen van het kind voldoende waren meegewogen en dat de afwijzing van de aanvraag niet in strijd was met de relevante internationale verdragen, zoals het IVRK. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.