ECLI:NL:RBDHA:2020:6677

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juli 2020
Publicatiedatum
17 juli 2020
Zaaknummer
NL20.8728
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid vanwege het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres had op 19 januari 2019 een aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris heeft hier niet tijdig op gereageerd. De rechtbank had eerder, op 22 oktober 2019, al geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit en had de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken een beslissing te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 15.000,-.

Eiseres heeft op 14 april 2020 opnieuw beroep ingesteld, omdat er wederom geen besluit was genomen. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak enige tijd aangehouden vanwege de coronamaatregelen, maar na versoepeling van deze maatregelen is de zaak hervat. De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende tijd had om zijn organisatie aan te passen aan de coronamaatregelen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor moet afnemen en binnen acht weken na dat gehoor een besluit moet nemen. Tevens is er een hogere dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 262,50. De uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, en is bekendgemaakt op 16 juli 2020.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.8728

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , geboren op [geboortedatum] , eiseres

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. F. Fonville),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 26 augustus 2019 beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van
een beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor
bepaalde tijd van 19 januari 2019.
Bij uitspraak van 22 oktober 2019 (NL19.20079) van deze rechtbank en zittingsplaats, is het door eiseres ingestelde beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en is verweerder opgedragen om alsnog een besluit te nemen binnen twee weken na de dag van verzending van die uitspraak. Daarbij is een dwangsom bepaald van € 100,- per dag met een maximum van € 15.000,-.
Op 27 maart 2020 heeft verweerder eiseres bericht dat zij eerder een uitnodiging heeft gekregen voor de start van haar Algemene Asielprocedure (AA), maar dat dit niet door kan gaan vanwege het uitbreken van het coronavirus. Eiseres krijgt een nieuwe uitnodiging. Het is nog niet bekend wanneer zij een nieuwe uitnodiging krijgt. Dit hangt af van de ontwikkelingen rondom het coronavirus.
Op 14 april 2020 heeft eiseres wederom beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Verweerder heeft op 22 april 2020 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak enige tijd aangehouden omdat besluitvorming niet kon plaatsvinden door omstandigheden die samenhangen met de coronamaatregelen. Na versoepeling van de coronamaatregelen heeft de rechtbank de behandeling van de zaak hervat. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn organisatie aan te passen aan de maatregelen die thans nog gelden.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
3. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4. Nu de rechtbank bij uitspraak van 22 oktober 2019 verweerder heeft opgedragen binnen twee weken een besluit op de aanvraag te nemen en de uitspraak op diezelfde datum is verzonden, had verweerder uiterlijk op 5 november 2019 op de aanvraag van eiseres moeten beslissen.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
6. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
7. Verweerder heeft in het verweerschrift van 22 april 2020 uitvoerig toegelicht wat de stand van zaken is rondom het wegwerken van de capaciteitsproblemen die aan tijdige besluitvorming in de weg staan en wat in de uitvoeringspraktijk, onder de huidige omstandigheden, een haalbare en realistische maatwerkvoorziening of -termijn is.
8. Onder verwijzing naar de inmiddels gedane uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560) zal de rechtbank, nu sprake is van een situatie waarin de asielaanvrager nog niet is gehoord en rekening houdend met de naleving van andere wettelijke voorschriften, bepalen dat verweerder binnen een termijn van acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een eerste gehoor moet afnemen en binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit op de aanvraag moet bekendmaken, in ieder geval binnen zestien weken na deze uitspraak.
9. De rechtbank ziet, nu sprake is van een opvolgend beroep niet tijdig, verweerder geen gevolg heeft gegeven aan eerdergenoemde uitspraak van de rechtbank terwijl de coronacrisis nog niet was uitgebroken en aan verweerder thans een ruimere termijn wordt gegeven voor het nemen van een besluit op de asielaanvraag, aanleiding te bepalen dat een hogere dwangsom wordt verbeurd van € 200,- voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
10. Voorts is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 262,50 (1 punt, wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op de aanvraag gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van de uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit op de aanvraag bekend te maken, in ieder geval binnen zestien weken na deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van in totaal € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid
N. Joacim, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
De uitspraak is bekend gemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.